Start ] Omhoog ]

Boekbespreking

Daniëlle Hermans en Esther Verhoef. Stil in mij - Overleven bij de nonnen. 

Utrecht: Bruna, 2014. ISBN 9-789400-504257 

In Stil in mij – Overleven bij de nonnen hebben Daniëlle Hermans en Esther Verhoef verhalen samengebracht van vrouwen die als meisje te lijden hadden onder de Nederlandse kloosterzusters aan wier zorgen zij waren toevertrouwd. De aanleiding voor dit boek werd gevormd door een uitzending van Pauw en Witteman over het tweede rapport van de Commissie Deetman, Seksueel misbruik van en geweld tegen meisjes in de Rooms-Katholieke Kerk. Hermans en Verhoef vonden dat er meer verhalen uit de eerste hand moesten worden opgetekend. Ze zochten daartoe contact met het Vrouwenplatform Kerkelijk Kindermisbruik (VPKK).

In de inleiding benadrukken de auteurs dat niet álle nonnen zich vroeger schuldig maakten aan wangedrag. Er waren ook veel humane, ruimhartige zusters die kinderen liefdevol opvingen. Wel blijkt bijna iedereen binnen de Kerk op de hoogte te zijn geweest van de misstanden, en vrijwel iedereen zijn mond te hebben gehouden. Bovendien waren voogden, voogdessen en zelfs ouders niet gewend om echt naar kinderen te luisteren. De auteurs pleiten ervoor onze ogen en oren wijd open te houden en signalen van kinderen echt serieus te nemen. 

“Want het is mede door de horen-zien-en zwijgenmentaliteit van de nabije omgeving dat dit zo ver heeft kunnen komen.”

De vrouwen die in dit boek aan het woord komen zijn stuk voor stuk gebukt gegaan onder ernstige mishandeling door nonnen. Ze hebben er hun leven lang last van gehouden, in de vorm van onzekerheid, schaamte, angsten, hyperventilatie, seksuele problemen en schuldgevoelens.

Veel ervaringen in het boek lijken overigens eerder met van sadisme te maken te hebben dan specifiek met seksueel misbruik. Talloze meisjes zijn door regelrecht kwaadaardige nonnen vernederd, geïntimideerd, geslagen en gekweld met traumatische “straffen”. Wanneer ze bijvoorbeeld iets niet lustten, en ervan moesten overgeven, werden ze hardhandig gedwongen om hun braaksel op te eten. Ook bedplassers werden meedogenloos gekweld. Een straf die in een algemener verband telkens weer genoemd wordt is langdurige opsluiting in een donkere ruimte, hok of kast zonder dat het kind te horen kreeg wanneer het er weer uit gelaten zou worden.

Soms lijkt het ook alsof bepaalde nonnen wraak hebben willen nemen voor hun eigen ongeluk. Alles wat kinderen nog enigszins happy kon maken blijkt hun namelijk zoveel mogelijk te zijn afgenomen. Variërend van het spelen met eigen speelgoed tot contact met leeftijdgenoten en zelfs het recht om gevoelens te uiten. Een van de geïnterviewden noemt het bestaan bij de nonnen nog erger dan leven in de gevangenis, omdat je daar tenminste nog privacy had. 

Opvallend aan de beschrijvingen is de totale rechteloosheid en machteloosheid van de meisjes en het bijna volledige gebrek aan mededogen. Een van de geïnterviewden zegt: “Die nonnen waren zo gemeen. Zo onwijs gemeen.” Een ander herinnert zich: “In het hele gebouw hing een sfeer van angst. Een morbide, donkere sfeer. Er hing daar iets gruwelijks in de lucht.” Klachten werden bij voorbaat ongegrond verklaard en protesten werden zelf ook weer keihard afgestraft.

De seksuele handelingen die in het boek voorkomen waren zonder uitzondering onvrijwillig. Soms ging het alleen om ongewenst gefriemel zonder fysiek geweld, maar de seks hoorde vaak bij een algemener, systematisch patroon van onderdrukking en sadisme. In een geval bevredigde een non zichzelf terwijl ze een naakt meisje zonder reden een pak slaag gaf. In andere gevallen knepen zusters de meisjes in hun vagina. De kinderen werden zo gesloopt dat ze dachten dat ze hun lot echt verdiend hadden.

De beschreven nonnen zouden in de forensische psychiatrie waarschijnlijk in de meeste gevallen worden gediagnosticeerd als psychopathische daders. Soms werden kinderen ook gedwongen om seksuele handelingen bij elkaar te verrichten. In een geval was sprake van misbruik door een mannelijke pianoleraar van het klooster. 

De vraag die onwillekeurig bij mij opkwam, was: “Hoe kon men deze structurele misstanden in godsnaam rijmen met het christelijke gebod van naastenliefde?” Zelfs in religieuze zin werden de kinderen mishandeld, met name door hen voor te houden dat ze in de hel zouden belanden.

Start ] Omhoog ]