Start ] Omhoog ]

De staart van een lange takshond

Een lange discussie over ethiek

Dr Frans E J Gieles, februari 2012 

Ethiek 

De Vereniging Martijn besloot in mei 2011 tot het instellen van een Commissie Ethiek. Ethiek gaat over de vraag wat goed en slecht is, dus over waarden, normen en richtlijnen. Op 1 februari 2012 bracht deze commissie een advies uit aan de leden van Martijn. Dit advies begint hiermee:

Kinderen, die wil je toch geen kwaad doen!
 

Er bestaat gewenste en ongewenste intimiteit. Dit weet iedereen. Hoe ernstig en langdurig de gevolgen van ongewenste intimiteit kunnen zijn, is steeds duidelijker geworden. Je kunt nog zo dol zijn op een kind, dat maakt het niet tot jouw eigendom. Het kind is van zichzelf. Maar... misschien mag je het nabij zijn.
 
De Vereniging Martijn adviseert haar leden zich aan de wet te houden en zich te laten leiden door de volgende richtlijnen. Handel in elke situatie waarin je met kinderen omgaat naar eer en geweten - en neem daarbij de volgende richtlijnen in overweging.

  1. Vrijwilligheid: instemming van beiden in elk contact.
  2. Vrijheid: de vrijheid voor het kind om zich al dan niet terug te trekken.
  3. Harmonie: handelen in overeenstemming met de ontwikkeling van het kind.
  4. Openheid: openheid naar de ouders, in het bijzonder bij jonge kinderen.”

Daarna volgt een toelichting.

In dit artikel 

… wil ik het gegeven advies in een breder kader plaatsen, namelijk in de discussie die sinds de jaren ’90 heeft plaatsgevonden in Nederland en ver daarbuiten. De commissie geeft geen revolutionair nieuw advies, maar sluit zich aan bij een langlopende discussie, als de staart van een lange takshond.

Daaruit blijkt dat, als men mensen met pedofiele gevoelens maar de gelegenheid geeft om serieus met elkaar te spreken, er helemaal geen ‘vunzige voorstellen’ te voorschijn komen, maar een heuse ethiek, zelfs een beetje ‘strenge’ ethiek.

Waar een groep ontstaat, ontstaan groepsnormen, leiderschap en deelname aan de samenleving. Waar zo’n groep niet mag bestaan, zien we stille eenzame mensen. Juist zij neigen tot eenzame radicaliteit en afkeer van de samenleving.

Er zijn groepen ontstaan, maar hun aantal nam wel danig af. Er zijn er nog.
Onvermijdelijk is het om te vertellen dat ik zelf in de discussie in deze groepen een rol heb gespeeld. Ik heb de discussie opgestart, het verslag gemaakt en vaak het gesprek geleid. Daarbij probeerde ik bruggen te bouwen tussen de ‘radicalen, de gematigden en de stille eenzamen’, zoals je die in elke groep wel hebt.

Het gesprek geopend 

In 1993 bracht ik de ethiek ter sprake in een internationaal forum, Ipce, waarover straks meer. In 1995 heb ik als deelnemer aan een andere internationale discussiegroep een stuk geplaatst dat ik de vorm heb gegeven van ‘een brief van een neef aan zijn oom’, waarin de neef zich beklaagt over eerdere seksuele contacten met zijn oom. De inhoud kwam van meerdere jongeren die ik in die tijd daarover gesproken had.
Er volgde een heftige discussie. Eerst viel bijna de gehele groep over mij heen met kritiek. Gaandeweg verstomde de kritiek en werden de deelnemers het ook hier eens over enkele ethische regels.

De discussie in Nederland 

In Nederland nam ik in 1996 het initiatief om hierover te spreken in het toenmalige NVSH LwgJORis Platform. Ook daar werden we het eens. Wij schreven een ethiek.

In 1997 publiceerde ik hierover een artikel in de NVSH LwgJORis Nieuwsbrief, getiteld “Ik wist er geen raad mee” . Hierin citeerde ik letterlijk wat enkele jongeren mij of anderen gezegd of geschreven hebben. Nee, dit was geen juichend ‘akkoord gaan’ met de door hen ervaren seksuele contacten. Ik citeer hen hier andermaal:

  1. “Ik voelde mij dubbel: het was fijn, maar toch ook weer niet. Ik had het gevoel dat er iets verkeerds gebeurde dat ik niet kon tegenhouden.
     
  2. Het ging te snel; het was te vroeg; het was te veel ineens; ik had dit liever zelf langzaamaan willen ontdekken.
     
  3. Ik kon er met niemand over praten, thuis niet en met vrienden niet, met vriendinnen ook niet. Nee, het was geen prettig geheimpje, maar een te zwaar geheim. Het zat tussen mij en mijn ouders en mijn vrienden in.
     
  4. Mijn spontaniteit was weg.
     
  5. Ik schaamde mij zo en voelde mij schuldig omdat ik toch had ingestemd. Heb IK het initiatief genomen..? Ik dacht JIJ! Maar dan had je toch niet moeten instemmen.
     
  6. Ik weet niet wat nou ben, sexueel. Ik kan niet goed contacten leggen. Ik ben mijn zelfvertrouwen kwijt.
     
  7. Ik zit met die fantasieën ’s nachts…
     
  8. Thuis gaat het moeilijk. Op school kan ik me niet concentreren. Uit ellende ging ik drugs gebruiken.
     
  9. Ik ben best kwaad op je. Je hebt toch wel gemerkt dat ik je al een hele poos ontliep.”

Vervolgens vermeld ik in het artikel de ethiek, zoals die in het genoemde Platform werd ontwikkeld, aldus:

De vier ciritera [en een P.S.]
Deze zijn in de loop der jaren negentig ontwikkeld in het NVSH Lwg JORis Platformoverleg.

  1. Regie
    kinderen moeten altijd de regie in handen hebben over hun eigen sexualiteit, hun relaties met anderen en hun eigen leven.
  2. Initiatief
    initiatieven tot sexualiteit moeten altijd van de kinderen zelf uitgaan, ook in een later stadium van de relatie.
  3. Vrijheid
    kinderen moeten zich elk moment aan een relatie met een volwassene kunnen onttrekken (afhankelijkheidsrelaties waarin sexualiteit een rol speelt belemmeren hen in deze vrijheid). Liefde en aandacht moeten onvoorwaardelijk zijn. Er mag op dit gebied niet met sex gemanipuleerd worden.
  4. Openheid
    het kind mag niet met een geheim opgezadeld worden. Het hangt mede van de situatie af hoe een kind sexualiteit beleeft Dit hangt voor een groot deel af van de kwaliteit van de relatie en van de ondersteuning door (de) volwassene(n).

P.S.  
De moraal heeft invloed: openheid over sexualiteitsbeleving van kinderen wordt lang niet overal op prijs gesteld. Vaak moeten kinderen sexualiteit stiekem beleven. Op homosexualiteit rust voor veel jongeren een groot taboe. Dit kan problemen en onzekerheid opleveren. Indien de subcultuur waarin ze verkeren ontspannen en sterk genoeg is, kunnen kinderen daar steun aan ontlenen.”

Tot zover citeer ik de NVSH LwgJORis en haar Platform. Daarna ga ik in dat artikel verder in de ik-vorm:

“Ik merk op dat je als volwassene de eerste drie criteria in principe waar kunt maken: Regie, Initiatief en Vrijheid. Ik moet echter constateren dat het vierde criterium, Openheid, juist door de huidige moraal, niet meer waar gemaakt kan worden. […]
Ik constateer dus dat minstens een van de vier criteria nu, in deze tijd en deze samenleving, niet (meer) waar te maken is, dus... ja, wat concludeer ik dan […]?”
[…]
“[…] heb ik voor mijzelf geconcludeerd dat ik de beweringen en de belevingen van de genoemde jongeren in ieder geval zeer serieus zal nemen. Ik zal zelf ervoor zorgen dat in ieder geval ik niet de aanleiding kan zijn tot het problemenlijstje 1 t/m 9 hierboven. Ik acht de kans op die negatieve beleving achteraf dermate groot en dus voorspelbaar, dat ik dat nu wil voorzien en het risico erop niet wil lopen. Dit impliceert dat ik mijzelf sexuele contacten met jongeren niet toesta.”

Er volgen dan in het artikel nog twee grenzen die ik in acht neem … ja, precies die grenzen die nu in het advies van de Commissie Ethiek staan:

“In mijn omgang met jongeren met wie ik echt te maken heb, leg ik twee grenzen. 

  • De ene is dat ik het afstand houden zonder contact te leggen afwijs; 
  • de andere is dat ik sexueel contact hebben afwijs, alsook erotisch contact hebben dat bedoeld is om tot sexueel contact te komen.

Binnen de grenzen van het aanvaardbare liggen voor mij alle andere vormen van contact hebben, ook als een of beiden daarvan genieten, dus als er sprake is van erotisch contact hebben zonder dat sexueel contact wordt nagestreefd. Ik schreef hier al over in mijn artikel en lezing “Voorzichtige verkenningen van de grens tussen gewenste en ongewenste intimiteit.”

Mijn conclusie werd aanvankelijk niet door iedereen, maar later wel ruimschoots gedeeld door het toenmalige Platform en de deelnemers daaraan, plaatselijke gespreksgroepen in Nederland.

Ook twee psychiaters stemden publiekelijk in met de genoemde richtlijnen:

  • Gerard Roelofs, met 'Niet elke pedofiel is een smeerlap' in Dagblad De Limburger, door Sjors van Beek en Jasper Groen, 8 augustus 1999:
    “Hij [= Roelofs] heeft vijf voorwaarden opgesteld waar een ‘gezonde’ pedofiele relatie volgens hem aan zou moeten voldoen.
    • [1 - Instemming
      Er mag geen sprake zijn van dwang en ...
    • [2 - Vrijheid
      ... het kind moet te allen tijde kunnen stoppen.
    • [3 - Harmonie
      Ten derde moet de seks op het 'psycho-seksuele niveau' van het kind zijn. […] Twee andere voorwaarden vormen voor de huidige generatie pedofielen in de meeste gevallen echter het struikelblok: als het aan Roelofs ligt ...
    • [4 - Openheid
      ... moeten de ouders van het kind op de hoogte zijn. Ook ...
    • [5 - Steun
      ... moet het kind er met zijn omgeving over kunnen praten zonder dat het op afkeuring stuit.”
  • Frank van Ree in: Intieme relaties tussen jongeren en volwassenen - Zijn er criteria voor een goed contact? In KOINOS MAGAZINE #24 (1999/4).
    Hij neemt, mij citerend, de hierboven genoemde vier richtlijnen over. Voordien analyseert hij, als rechtgeaard psychiater, mijn lijstje van negen klachten die hij als psychiater wel herkent.

De Vereniging Martijn 

In het Blad OK Magazine # 89 van juni 2004 staat: “Waar we voor staan”, waarop vier rechtlijnen volgen, te weten:

  1. "Instemming […]
  2. Openheid […]
  3. Vrijheid […]
  4. Harmonie […]”

Daarna wordt gesproken van

“ […] Martijn is […] tegen politieke terreur en discriminatie [… en] het dogma dat kinderen en jongeren geschaad worden door vriendschappen en liefdevolle intimiteit met oudere personen.”

Even later gevolg door

“[De] Vereniging Martijn raadt een ieder aan zich aan de wet te houden”.

Het laatste is weer terug te vinden in het advies van de Commissie Ethiek. Deze spreekt echter niet van “politieke terreur”, noch over “dogma’s”. De commissie erkent dat schade mogelijk is, ook in de latere beleving van destijds gewenste intieme contacten. Zij spreekt voorts niet van “politieke terreur”, maar van “onze democratische rechtsstaat”.

De wereldwijde discussie 

Ipce is

“een forum voor mensen die betrokken zijn bij een academische discussie over het begrijpen en emanciperen van wederzijdse relaties tussen kinderen of jongeren en volwassenen”,

aldus het (vertaalde) begin van de Mission Statement waarmee de website en elke Newsletter begint.

Ipce bestaat sinds 1987 - tot 1998 als een bijeenkomst van afgevaardigden van groepen, na 1998 als een forum van personen. De deelnemers komen uit tal van landen wereldwijd. Het zijn goeddeels academici.

Ipce begint, op mijn voorstel, de discussie over ethiek in 1993, tijdens de Meeting in Kopenhagen. Vier subgroepen formuleerden ethische regels die daarna plenair besproken werden. De Meeting formuleerde vier vragen ter evaluatie van intieme relaties, hieronder beknopt vertaald als:

  1. [Vrijheid:]    
    Kon elk ja of nee zeggen tegen de relatie?
  2. [Harmonie:]  
    Zijn de normen en waarden van elk in acht genomen?
  3. [Openheid:]  
    Was er open communicatie in de relatie?
  4. [Steun:]         
    Kon de sociale omgeving de relatie ondersteunen?

Er volgen dan elf reflections, in overweging te nemen gedachten, vooral over  het machtsevenwicht in de relatie.

Elke deelnemende groep zou dit intern nog eens goed bespreken, waarna op de bijeenkomsten in Amsterdam, 1994 en 1995, de ethiek opnieuw werd besproken. Er bleek ruimschoots overeenstemming te zijn. De ‘vragen ter evaluatie’ werden nu ‘richtlijnen’ (guidelines).

De discussie werd voortgezet in Rotterdam in 2002. Aan de deelnemers werd in een voorbereidend artikel de stand van zaken voorgelegd: "First do no harm", beknopt vertaald:

Richt vooral geen schade aan

1.     Zelfbepaling door het kind
2.     Initiatief komt van het kind
3.     Vrijheid voor het kind om zich terug te trekken
4.     Openheid (ook buiten het contact*) en: in
[5.]   harmonie met de ontwikkeling van het kind.

* PS: dit is niet altijd mogelijk.”

In de discussie sneuvelde “initiatief” omdat een contact of relatie altijd een dynamiek laat zien tussen twee personen, waarin nauwelijks valt te achterhalen wie nu het initiatief nam. Ook de eerder genoemde evaluatievraag naar ‘steun in de sociale omgeving van het kind’ sneuvelde als een zinvol punt, maar van een andere aard en orde, namelijk als iets wat je niet in de hand hebt; je hebt er natuurlijk wel rekening mee te houden.

Van belang is hier ook een verandering, voorgesteld in Rotterdam in 2002, een verandering van model, van denken, waarover overeenstemming was, namelijk die van het model van ‘strijden tegen de samenleving voor emancipatie’ naar, kort vertaald, ‘open gesprek in en met de samenleving’. Precies deze verandering bepleit ik in mei 2011 in mijn voordracht voor de Vereniging Martijn : ga van strijden tegen naar communiceren met de samenleving.

De discussie over ethiek kwam terug in de bijeenkomst in Hamburg, 2004. Hier werd erkend dat openheid naar ouders en omgeving [bedoeld is: over seksueel contact] in feite niet mogelijk is. Nu aan deze richtlijn niet meer voldaan kan worden, wordt, voor wie dit als een absolute voorwaarde aanvaardt (zoals ik doe), elke seksualiteit in contact of relatie ethisch onverantwoord en dus ontraden. Zo besloot ook de vergadering.

Toegevoegd werd, nu apart genoemd, Harmonie:  overeenstemming met de ontwikkelingsfase van het kind of de jongere. Uiteraard is er verschil tussen een vijfjarige en een vijftienjarige. Dus zal de mate van mogelijke vrijheid en gewenste openheid dan ook verschillen. Oudere tieners willen soms expliciet eigen geheimen hebben en houden. Soms is dit te verantwoorden.

Hierna kon het resultaat van de lange discussie kort neergeschreven worden. Dit is, vertaald, gedaan in mijn artikel “Ethiek en mensenrechten in jeugd-ouderen relaties - Richt vooral geen schade aan” van 2004.
Hier zien we vier richtlijnen, samengevat:

  1. Keuzevrijheid
    met het onderscheid tussen vriendschappelijke relaties (wel mogelijk) en afhankelijkheidsrelaties (niet mogelijk), alsook de beide al eerder aangegeven grenzen: in afhankelijkheidsrelaties geen volledige afstand, maar ook geen volledige intimiteit.
  2. De mate van openheid
    binnen en buiten de relatie en naar leeftijd mogelijk verschillend, maar ten zeerste aangeraden, in het bijzonder de openheid naar de ouders van jonge kinderen.
  3. Harmonie  
    met de ontwikkelingsfase van het kind.
  4. Richt geen schade aan
    vermijd het risico van de (mogelijk later te ervaren) last van schuld, schaamte en te zware geheimen.

De gehele discussie in Ipce is goed te volgen in het overzicht van de verschenen Newsletters , waarin de opeenvolgende meetings in het blauw zijn vermeld met een korte beschrijving van het besprokene erbij.

Spreken in groepen  

Het advies van de Commissie Ethiek van de Vereniging Martijn is dus geen nieuw idee van een revolutionaire commissie, het is eerder de staart van de lange takshond van jarenlange discussies wereldwijd gevoerd. Hieruit blijkt dat, als men mensen met pedofiele gevoelens maar de gelegenheid geeft om serieus met elkaar te spreken, er helemaal geen ‘vunzige voorstellen’ te voorschijn komen, maar een heuse ethiek, zelfs een beetje ‘strenge’ ethiek - niet wat ‘het publiek’ en de tegenstanders van de vereniging hadden bedacht als haar gedachtengoed qua ethische normen en waarden.

Waar een groep ontstaat, ontstaan groepsnormen, leiderschap, organisatie, rollen en deelname aan de wereld buiten de groep, de samenleving. Alle groepen streven naar extern en intern evenwicht. Zo ontstaat er intern evenwicht tussen ‘radicalen, gematigden en stille eenzamen’ die je in elke groep wel hebt. Zodra een ‘radicaal’ spreekt, neemt een ‘gematigde’ het woord, en omgekeerd, tot men het eens wordt. Er ontstaan normen en reflections, gedachten om in acht te nemen. 

We zien dit zelfs bij de soms wel ietwat hebzuchtige bankiers, woningcorporaties en commerciële instellingen. De Commissie Tabaksblat met haar codes is er een goed voorbeeld van. Groepen zijn niet per definitie slecht en normloos.

De samenleving 

Dan moet zo’n groep wel kunnen bestaan en zich kunnen organiseren. Waar zo’n groep niet mag bestaan, zien we eenzame stille mensen; juist zij neigen tot radicaliteit en afkeer van de samenleving. Er zijn werk- en gespreksgroepen over jeugd-ouderen-relaties, intimiteit en seksualiteit ontstaan, maar hun aantal nam wel danig af. Er zijn er nog. Laten we daar dus maar zuinig op zijn. Gevaarlijk zijn ze niet; eerder in hun ethiek een beetje streng – voor zichzelf. 

Kortweg: 

  • accepteer je gevoel, 
  • beheers je gedrag; 
  • isoleer je niet, neem deel aan de samenleving.

Het zou dus ook voor de samenleving zelf beter zijn als zij ook haar burgers met pedofiele gevoelens een plekje onder de zon gunt. Het advies van de commissie eindigt dan ook zo:

“Mensen met pedofiele gevoelens hebben er baat bij om hier met elkaar over te spreken, iets dat ook in het belang van de samenleving is. Ook zij hebben - en vragen dus - recht op ‘een plekje onder de zon’ en het recht op deelname aan discussie over waarden, normen en wetten. Als zij zo aan de samenleving kunnen deelnemen, zullen zij deze ook eerder respecteren en, zoals hierboven is geadviseerd, ook haar grenzen in acht nemen.”

Lees meer hierover 

Start ] Omhoog ]