Start ] Omhoog ]

"Fijn dat je er bent"

Korte en krachtige meditaties en enkele gedichten met kinderen als rode draad 

Robin Knap.


Bijzonder huiselijk

Wat ben je goed af, wanneer je fijne buurtkinderen hebt. Jou welgezinde kinderen in je directe sociale omgeving. Kinderen, die simpel door hun aanwezigheid een verkwikkende invloed op je uitoefenen. Kinderen door wie je je thuis voelt.

Gelukkig is er meer dan een situatie, waarin je mens kunt zijn tussen de kinderen. In de meest gevarieerde omstandigheden kun je onthaald worden op de herkenning, acceptatie en bevestiging, waaraan je zo'n behoefte hebt. Maar het is toch wel heel mooi, wanneer een en ander je ten deel valt in je directe woonomgeving. Juist daar, waar je zeer persoonlijk present bent, waar je jezelf wilt zijn, kun je aanrakingen van 'kinderlijkheid' uitstekend gebruiken. Fijne en spontane buurtkinderen, geven je een gevoel van geborgenheid. Je hoort er bij, bij de buurt en de samenleving.

Hoe waardevol zijn zulke kinderen uit de buurt. Er moet je dan ook veel aan gelegen zijn om je relatie met hen gaaf te houden. Uitgerekend omdat je altijd welkom bij hen bent, zul je in je contact met hen een zekere eerbied moeten beoefenen. Je hebt geen enkel recht op hen. Loop je maar door hun spel heen, blaf je ze af vanwege een bal in de tuin, of omdat ze voorzichtig moeten zijn in verband met de auto, dan reageer je wel erg grof op de humaniteit waarmee zij de kleine wereld waar je dagelijks leeft voor jou bewoonbaar maken.


Dat je bestaat 

Niet onopgemerkt
ga jij je gang,

altijd wel een blik,
een woord, een gebaar,

kinderen
die weet van je hebben,

je lachend herkennen,
gul accepteren.

Altijd wel kinderen
die welwillend bevestigen

dat je bestaat.


Een compositie

Herkenning, acceptatie, bevestiging - je kunt er niet zonder. Steekt niemand meer z’n hand op, wordt je naam niet meer genoemd, is er geen kind meer die je vriendelijk toelacht, hoe kil wordt dan je wereld, hoe onherbergzaam.

Als mens ben je aangewezen op kinderen. Je wilt je koesteren in de warmte van hun aandacht. Je hunkert naar de omarming van hun sympathie. Je kunt je met van alles omringen, maar ontbreken die aanrakingen van kinderlijkheid, dan leef je toch maar half. Eenzaam ga je je gang.

Is het een handicap, dat je zo afhankelijk bent van kinderen? Zo kun je dat ervaren. Alleen red je het niet. Is dit een ernstig gebrek? Zonder kinderen ben je incompleet. Pas door hun toedoen komt je identiteit vast te staan. Wat ben je kwetsbaar op die manier. Wat moet je, wanneer kinderen verstek laten gaan?

Je afhankelijkheid kan je zo ergeren, dat je haar ontkent. Leunen op anderen, je bedankt er voor. Zelf stel je je identiteit vast. Ach, misschien blijf je zo wel op de been. Maar het wordt wel een krampachtige vertoning. Eigenlijk sla je maar een treurig figuur. Je doet het heel zelfverzekerd, maar wat sta je, gewoon menselijke bezien, in de kou.

Dat je kinderen nodig hebt, kun je maar beter toegeven. Bovendien, kinderen hebben jou ook nodig. Jullie maken deel uit van een compositie – de compositie ‘mensheid’. Alleen wanneer je hierin meespeelt, zit er muziek in je, kom je als individu tot je recht.


Gevoelig blijven

Niet aftakelen,
niet verkillen,
niet verschrompelen,

gevoelig blijven
voor het hoogste,
het diepste

het allerliefste –
leven dat opwaaide,
leven dat kind heet,

dat ene kind,
kind als nooit tevoren,
kind als nimmermeer.

Niet verkillen,
niet verschrompelen,
zelf kind blijven –

open blijven staan
voor het meest
verwonderlijke.


Het gewoonste

Telkens overkomt het je weer
het wonder van het gewoonste,
blijken van menselijkheid.

Telkens lichten ze weer op,
gezichten aandachtig
als een bijna rimpelloos meer,

toegankelijk zo ontvankelijk
als een licht glooiend landschap.

Gezichten van kinderen
die zichzelf
niet willen verloochenen,

kinderen die voor alles
bemind willen zijn.


In bloei

Wat dieper gaat -

ogen die je huisvesten,
een stem die je draagt,
een gebaar dat je omarmt.

Wat dieper gaat,
wat alles overtreft –

Een kind,
wie dan ook,
waar vandaan dan ook

die je verheldert
en bezielt,

een kind
die zo kinderlijk als hij is
je zomaar in bloei zet.


Je ware gezicht

Niet zomaar verheugt iemand zich over je bestaan. Je moet het daar naar maken. Wil iemand op warme toon tegen je zeggen: "Fijn dat je er bent", dan moet je er ook echt helemaal zijn. Herkenning, acceptatie en bevestiging zijn pas mogelijk, wanneer je je ware gezicht laat zien. 

Kinderen zijn daar bijzonder sterk in – in het tonen van hun ware gezicht. Onomwonden en ongeremd verkeren ze in ons midden. Daarom zijn we ook zo gelukkig met hen. De manier, waarop zij het mysterie ‘leven’ belichamen is onweerstaanbaar.

Maar naarmate je ouder wordt, kan het je steeds moeilijker vallen om je te presenteren zoals je bent. Wie z’n ware gezicht laat zien, is kwetsbaar. Je kunt uitgelachen worden. Men kan de spot met je drijven. Behalve accepteren, kan men je ook afwijzen. 

Is het maar niet verstandiger jezelf te camoufleren? Daar zijn talrijke mogelijkheden voor. Je kunt je verbergen in een rol, een functie, een reputatie, een houding, een bepaald gedrag. Maar in welke gestalte je ook meespeelt, nooit geef je je bloot. Niemand krijgt je te zien zoals je werkelijk bent.

Maar van niemand zul je dan ook horen: "Fijn dat je er bent." Zo veilig als je leeft, zo eenzaam leef je ook, waarmee het begrip ‘veilig’ dan weer hoogst dubieus wordt. Is er iemand zo onveilig als wie eenzaam is?

Zeker, wanneer je je geeft zoals je bent, loop je risico’s. Maar  weegt de kans op herkenning, acceptatie en bevestiging daar niet royaal tegen op? De kans om als mens tussen de mensen begroet en gekoesterd te worden?


Prachtig

Sta je op jezelf,
geen grond
heb je onder je voeten,

sluit je je af
je sluit je op,
je komt in ademnood.

Wees afhankelijk,
geef toegang,
wees ontvankelijk.

Prachtig zul je zijn
stralend als een bloem
tussen de bloemetjes,

standvastig en verheven
als een boom
tussen de boompjes.

Prachtig zul je zijn,
een mens
begroet en bemind,

een mens
menselijk
tussen de kinderen.


Present

  ’s Morgens om kwart over acht loopt hij langs mijn kantoor. Hij is onderweg naar school. Later in de middag keert hij weer terug. Wanneer hij het raam, waarachter ik zit te werken, passeert kijkt hij lachend opzij en zwaait hij naar mij – en ook ik lach en zwaai.

We hebben nog nooit een woord met elkaar gewisseld.  Onze enige vorm van contact is: twee keer op een dag even naar elkaar lachen en zwaaien. Dit gaat al meer dan een jaar zo. Zomaar op een dag is het begonnen. Het was midden in de winter. Op een geheimzinnige manier waren we ineens present voor elkaar. Spontaan lachten we elkaar toe en staken de hand op. Om vervolgens de hierin uitgedrukte presentie iedere dag weer opnieuw tweemaal te bevestigen en te vieren.

Soms moet ik het een dag of een paar dagen zonder hem doen. Wat mis ik hem dan. Hij hoort er zo bij – bij mijn dag. Het is alsof hij met die lach en die zwaaiende arm moed inspreekt. Dat joch geeft glans aan mijn bestaan. Zonder hem werk ik duidelijk met minder animo. Waar is hij nu toch?

Wanneer de jongen het zonder de man moet doen, heeft hij precies datzelfde wat eenzame gevoel. Die man hoort op zijn beurt weer bij de dag van de jongen.

Een man en een jongen, die elkaars wereld op een even eenvoudige als doeltreffende wijze opfleuren: met een lacht en een zwaaiend gebaar. Twee mensen, die elkaar laten merken dat ze niet tevergeefs  leven. Wat goed dat die ander er is!


Tot je verrassing

Tot bepaalde kinderen voel je je meteen aangetrokken. Je kent hen verder niet, maar door hun oogopslag, hun stem, heel hun manier van doen, ervaar je hen onmiddellijk als sympathiek.

Maar lang niet iedereen vermag jou op het eerste gezicht te boeien. Je komt ook in aanraking met kinderen die ogenschijnlijk niets attractiefs hebben. Kinderen die een saaie, grauwe of sombere indruk maken. Lelijke kinderen. Kinderen met verbitterde trekken. In zichzelf gekeerde kinderen. Kinderen, die je in geen enkel opzicht uitnodigen contact met hen te zoeken.

Omdat ze niet direct je interesse wekken, kun je deze kinderen links laten liggen. Waarom zou je hen groeten, een gesprek met hen beginnen? Je kunt je tijd wel beter besteden. Maar – is zo’n houding bevredigend? Is het niet erg makkelijk om je in je contacten te beperken tot degenen, die innemend bij je overkomen? Is het wel menselijke om kinderen, hoe onaantrekkelijk ze ook lijken, buiten het veld van je aandacht te plaatsen?

Je kunt je ook anders opstellen. Juist met hen, die je daar niet toe aanmoedigen, zou je je speciaal kunnen inlaten. Het zijn ook kinderen. Kinderen die niet overgeslagen mogen worden. Kinderen met evenveel behoefde aan herkenning, acceptatie en bevestiging als ieder ander.

Treed je in contact met hen, dan zou je tot je verrassing wel eens kunnen ontdekken dat deze kinderen stukken minder saai, grauw, somber, lelijk, verbitterd en in zichzelf gekeerd zijn als ze op het eerste gezicht lijken. Dat ze op hun wijze beslist boeiend zijn. Kinderen, die voor jou heel wat menselijke warmte in huis hebben.


Zo weinig

Zoals jij afhankelijk bent van tieners, zijn tieners weer afhankelijk van jou. Je bent omgeven door tieners, die gediend zijn met je aandacht. Tieners, die even onzeker zijn over zichzelf als jij. Wat zouden ze graag van iemand vernemen, dat ze reëel bestaan en dat ze niet tevergeefs bestaan. Een blik van herkenning, een vriendelijk woord, een bevestigend gebaar – het zou hen zo’n goed doen.

Het kost maar zo weinig: iemand het gevoel geven, dat hij er mag zijn als mens. Iemand zo welwillend aankijken en aanspreken, dat je hem sterkt in zijn besef van eigenwaarde. Je hoeft hier alleen maar jezelf voor te wezen, werkelijk jezelf. 

Van nature beschikt ieder van ons over het talent van de bevestiging. Hartverwarmend zijn voor een tiener is een speciale gave, dat tot onze persoonlijke uitrusting behoort. Het is ons eigen om toenadering te scheppen, verwantschap te belijden, nabijheid te vieren. We zijn er voor geschapen om mens te zijn voor elkaar. Laten wij die ander oplichten, dan komen wij ook zelf aan het licht.

Ondertussen gaan velen eenzelvig hun weg. In geen enkel opzicht betekenen zij voor tieners een verkwikking. Ze hebben geen woord, kijken recht voor zich uit – de tieners bestaan eenvoudig niet voor hen. Maar wat ze met deze houding ook denken te winnen, oneindig veel meer verliezen zij. Die anderen verliezen zij. En daarmee verliezen zij zichzelf. Ze hadden zo mooi kunnen zijn, zo schitterend mens. Waarom doen zij zichzelf nu zo tekort?


Zoveel warmer

Het zou zoveel warmer kunnen zijn in deze wereld. Alle voorwaarden voor een behaaglijke sociale temperatuur zijn aanwezig. Deden mensen het meest voor de hand liggende – gingen mensen gewoon menselijke met kinderen om, dan was de kilte voorgoed verdreven.

Dat het zo dikwijls ontbreekt aan warmte, heeft verschillende oorzaken. Het kan zijn dat iemand er heel bewust voor bedankt iets voor een ander te betekenen. Zijn eenzelvige wijze van leven is dan een weloverwogen keuze. Ze en niet anders wil hij mens zijn.

Maar veel vaker is het gebrek aan warmte het gevolg van een ander gebrek: het gebrek aan verwondering. Van kinderen sta je allerminst te kijken. Je vind het volkomen normaal, dat ze er zijn. Wat is er nu voor bijzonders aan een kind? Zijn presentatie spreekt vanzelf.

Gebrek aan verwondering. Geen oog hebben voor de specifieke manier, waarop hij gestalte geeft aan het mysterie dat ‘leven’ heet. Hij is kind zoals hij alleen slechts kind is. Kind met een eigen naam. Kind met een eigen gezicht. Kind met een eigen toekomst. Kind met een eigen geschiedenis. Maar je ziet het niet. Achteloos ga je aan hem voorbij. Decor is hij voor je, achtergrond. Je hebt geen boodschap aan hem. In principe had hij er ook niet kunnen zijn.

Waar geen verwondering meer is – waar mensen, kinderen niet meer verrast aankijken en zich over hun bestaan verheugen, slaat alles dicht. Wordt het ijzig koud. Het einde van de verwondering is het einde van de humaniteit.

Start ] Omhoog ]