Vorige ] Omhoog ] Volgende ]

~     [Home]     ~ 

ONDERVRAGINGSMETHODEN IN NEDERLAND: 

TWEE PRAKTIJKVOORBEELDEN (1)

Hieronder volgen gedeelten van twee rapporten die zijn opgesteld ten behoeve van rechtszittingen in strafzaken wegens vermeende ontucht met jonge kinderen. 
Het gaat om analyses van de transcripties van ondervragingen van kinderen. 

F. Lamers- Winkelman

[Blz. 276]

Het eerste voorbeeld betreft een analyse van een door mevrouw F. Lamers- Winkelman afgenomen ondervraging. 
Het betreft hier een onderdeel van een in december 1990 opgesteld rapport voor het Gerechtshof in Amsterdam. 

De vermeende dader in deze zaak was in eerste aanleg veroordeeld en in beroep gegaan. In hoger beroep werd hij vrijgesproken. 

De zaak 

waarop deze analyse betrekking heeft kwam aan het rollen toen ouders begonnen te vermoeden dat hun dochtertjes seksueel waren misbruikt door een oom. De ouders hadden deze kinderen toegeschreeuwd, diverse malen geslagen en met een mes bedreigd in hun pogingen hun kinderen te bewegen tot het doen van onthullingen hierover. 

Dit was een paar weken doorgegaan totdat een van de meisjes, P. (10 jaar oud) voor haar ouders door de knieën ging en een verhaal over seksueel misbruik vertelde. In een reeks van daarop volgende ondervragingen groeiden de verhalen uit tot een viertal verkrachtingen, de toediening van verdovende middelen en beschrijvingen van voodoo en ceremoniën. 

Haar jongere zusje, J. (9 jaar) verzette zich aanvankelijk tegen de pogingen haar eveneens dergelijke verhalen te laten vertellen, maar kwam na maandenlang doorvragen ook tot verhalen over ontuchtige handelingen. Vervolgens vonden er nog diverse ondervragingen plaats door artsen en politiefunctionarissen voordat de kinderen uiteindelijk terecht kwamen bij mevrouw Lamers-Winkelman. Zij ondervroeg de meisjes met behulp van seksueel-expliciete poppen.

 [Blz. 277]

Wanneer een kind al bij herhaling is ondervraagd zullen daarop volgende ondervragingen weinig nieuws meer opleveren. De ondervraging door mevrouw F. Lamers en de door haar geleide poppenspelsessies konden daarom weinig toevoegen ten aanzien van het werkelijk gebeurde, behalve wellicht met betrekking tot de informatie die de kinderen inmiddels via de ondervragingen hadden opgedaan.  

Bovendien hebben de seksueel-expliciete poppen het effect van suggestieve vragen en roepen zij nog meer fantasie op. Door middel van het poppenspel worden de in de herinnering van het kind bestaande fantasieën verder geconcretiseerd en versterkt. 

Het was op zich al onjuist om de kinderen met behulp van de poppen te ondervragen. Maar het was evenzeer verkeerd om de kinderen tegelijk te ondervragen. Door kinderen gezamenlijk te ondervragen kunnen zij kennis nemen van elkaars verhalen. De verklaringen van de een werken als suggestieve prikkels op die van de andere. Wanneer kinderen eenmaal onder druk allerlei fantasieverhalen hebben verteld bevordert een dergelijke aanpak de consistentie van het niet-waargebeurde verhaal. In het onderhavige geval versluiert juist die consistentie het feit dat beide kinderen een fantasieverhaal vertellen. Als basisprincipe geldt dat men kinderen nooit met hun tweeën of in groepen mag ondervragen.  

De analyse 

heeft betrekking op het gehele gesprek. Iedere zin van de ondervraagster is gescoord aan de hand van de hieronder vermelde criteria. Als voorbeelden zijn de vragen gebruikt zoals deze door mevrouw Lamers zijn gesteld. 

1A. OPEN / OBJECTIEF. 

Een open vraag beperkt op geen enkele wijze het mogelijke antwoord dat het kind kan geven. Onder deze categorie vallen vragen of opmerkingen waarop het kind spontaan kan reageren op basis van zijn of haar eigen ervaring. Een vraag is objectief wanneer de door de ondervrager gestelde vraag geen informatie bevat en wanneer geen poging wordt gedaan om de reactie van het kind te beïnvloeden of te sturen.

  • Wat kun je me over jouw oom vertellen?

  • Vertel eens wat er toen gebeurde?  

1B. OPEN / SUGGESTIEF. 

Dit type vraag is weliswaar open, maar suggestief en sturend in die zin dat ze mogelijk informatie impliceert of overbrengt die in feite onjuist kan zijn. Zelfs wanneer deze informatie waarschijnlijk correct is, maar niet expliciet door het kind zelf is genoemd als reactie op eerdere vragen van het type1A, mag dergelijke informatie tijdens een ondervraging nimmer deel uitmaken van welke soort vraag dan ook.

  • Waar gebeuren er akelige nare dingen?

  • En kun je vertellen waarom je thuis verdrietig bent?  

[Blz. 278] 

2A. GESLOTEN / OBJECTlEF. 

Door het stellen van een gesloten vraag wordt het kind de kans ontnomen vrijelijk te reageren. Er is alleen maar een 'ja' of 'nee' antwoord mogelijk of het biedt het kind slechts de mogelijkheid uit twee of slechts een paar alternatieven te kiezen. Een gesloten vraag kan echter objectief zijn zolang niet de suggestie wordt gewekt dat de voorkeur wordt gegeven aan een bepaald antwoord of een bepaalde reactie wordt verwacht.

  • Deed de andere persoon wel eens iets?

  • Was het toen ochtend, middag of avond?

  • In een klein bed of een groot bed?  

2B. GESLOTEN / SUGGESTlEF. 

Dit soort vragen verschaft het kind informatie die het niet expliciet heeft genoemd in eerdere antwoorden op niet-suggestieve vragen. Een vraag kan als gesloten suggestief worden aangemerkt wanneer door de context van de vraag duidelijk wordt welk antwoord de ondervrager verwacht of prefereert. Er wordt een minimale reactie verwacht. Dit soort vragen heeft waarschijnlijk de meest beïnvloedende uitwerking op de reactie van het kind. Een deskundig geleide ondervraging wordt gekenmerkt door de afwezigheid van gesloten suggestieve vragen. In de ondervraging van mevrouw Lamers zijn talloze voorbeelden van dit soort vragen te vinden; het bleek dat haar vragen het meest in deze vorm waren gesteld.

  • Die akelige dingen die gebeurd zijn is dat van de laatste tijd? 
    (ondervraagster gebruikte als eerste de woorden 'akelige dingen'.)

  • Dit is oom D. zijn piemel (vinger van ondervraagster) en had ie dan dat (condoom) er zo omheen, zullen we zeggen?  

3. INSTRUCTIEF / OPMERKINGEN. 

Dit soort opmerkingen heeft een instructief karakter met betrekking tot de visie van de ondervrager op het gebeurde en hetgeen hij/zij verwacht te horen of wenst te horen. Onder deze categorie vallen ook opmerkingen waarin aan het kind uitleg wordt gegeven over het mogelijk gebeurde, en het voordoen en leren aan de hand van hulpmiddelen.

  • Jullie weten natuurlijk wel dat we hier niet voor de grap zitten en dat er heel vervelende dingen zijn gebeurd. En nu is het zo dat ik vaak door die meneer daar (wijst in de richting van het arrondissementsgebouw , doelend op rechter-commissaris Westdorp) gevraagd wordt om te praten over de dingen die gebeurd zijn. Om te kijken of we daar iets mee kunnen, om te zorgen dat het niet weer gebeurt. En daar zijn dus die nare dingen gebeurd de laatste tijd 
    (inleiding tot de poppenspelsessie van mevrouw Lamers-Winkelman).  

[Blz. 279[ 

4. STRAF / DRUK. 

Met dit soort opmerkingen of vragen wordt het kind in het nauw gebracht, onder dwang of onder druk gezet, zodat het op de gewenste wijze zal reageren. Dit type vraag eist als het ware van het kind een bepaalde reactie en bevat soms, openlijk of impliciet, dreigementen. Onder deze categorie vallen ook retorische vragen en opmerkingen die, vanwege hun context, het kind onder druk zetten, maar ook een verbaasd "Nee?" of "Is dat echt zo?" wanneer de reactie van het kind niet in het straatje van de ondervrager past. Dit soort opmerkingen en vragen stuurt de reacties van het kind in sterke mate. Ze kunnen ook als een vorm van straf fungeren en zijn, in combinatie met beloning van de gewenste reactie, een zeer effectief middel om de reacties van het kind te sturen en het kind te leren wat het moet zeggen.

  • Nee toch, dat kan niet.

  • Nou, dat zou je toch wel weten, als je het had dan merkte je het toch wel.

  • Duw het maar in! (een poppen-piemel een poppen-anus binnen.)  

5. BELONEN. 

Onder deze categorie vallen verschillende soorten opmerkingen, zowel verbaal als non-verbaal, die gebruikt kunnen worden om de reacties van het kind te sturen. Instemmend reageren met "Ja, ja" kan bij voorbeeld als een beloning worden opgevat, afhankelijk van de context. Op non-verbale wijze kan dit gebeuren in de vorm van een glimlach, een knikje, verandering van een koele, neutrale stem, bij voorbeeld in een warm klinkende stem. Ook instemming van de ondervrager met een positief antwoord op een suggestieve vraag werkt op deze wijze.

  • Ah, goed zo, nou dat bedoel ik. (gewenst antwoord).

  • Ja, en lieve schat en weet je al... (ook als reactie op gewenst antwoord).

  • 0, je had het gevoel, 0 prima, je had het gevoel dat ie er half in zat... (piemel in haar vagina.).

  • Goh, er is een heleboel gebeurd. En jullie hebben alles heel goed onthouden.  

6. DUBBELZINNIG. 

Dit soort vragen of opmerkingen kan op meerdere manieren worden uitgelegd. Vaak verschilt de openlijke bedoeling van de impliciete bedoeling, afhankelijk van toonhoogte, stembuiging of non-verbaal gedrag. Dit laatste is vaak niet waarneembaar op een geluidsband maar wel in een eventuele video-opname.  

7. PARAFRASEREN. 

Hiermee wordt bedoeld het herhalen, verduidelijken of parafraseren van een door het kind gestelde vraag of gemaakte opmerking zonder de door het kind gegeven informatie te veranderen, in twijfel te trekken of er iets aan toe te voegen. Veel ondervragers maken gebruik van deze techniek om voor henzelf, het kind, andere aanwezigen of waarnemers een bepaalde reactie te verduidelijken. Parafraseren kan echter eenzelfde effect hebben als belonen, afhankelijk van de context en de toonhoogte van de stem. Het kan worden gebruik om het kind in dezelfde richting door te laten gaan of verder uit te weiden.

 [Blz. 280[

8. TECHNISCH. 

Hieronder vallen vragen en opmerkingen van de ondervrager die betrekking hebben op de ondervraging maar die niet onder de eerdergenoemde categorieën vallen.

9. OVERIGE. 

Hieronder vallen alle willekeurige en niet ter zake doende opmerkingen, bij voorbeeld een gesprekje tussendoor met een andere persoon of een ouder, of vragen of speelvormen die in feite los staan van de ondervraging.

  • Zal ik je eens wat leuks vertellen? Mijn dochter die was gisteren jarig. 

10. HET GEBRUIK VAN MIDDELEN. 

Dit punt heeft betrekking op het gebruik van poppen, marionetten, tekeningen en boeken tijdens de ondervraging om de reactie van het kind uit te lokken. Al deze hulpmiddelen kunnen een stimulerende invloed hebben op de fantasie van het kind. Ze kunnen gehanteerd worden in combinatie met vragen uit een der andere categorieën. 

(Score 10 komt altijd in combinatie met een andere score en wordt daarom niet opgeteld bij het totale aantal scores.) 

Scoring 

van de door mevrouw Lamers- Winkelman gestelde vragen leverde de volgende score-tabel op. 

1A

Open / objectief

67

9 %

1B

Open / suggestief

24

3 %

2A

Gesloten / objectief

28

4 %

2B

Gesloten / suggestief

199

27 %

3

Opmerkingen / instructief

81

11 %

4

Straf / druk

70

9 %

5

Belonen

71

10 %

6

Dubbelzinnig

7

1 %

7

Parafraseren

138

19 %

8

Technisch

13

2 &

9

Overige

35

5 %

10

Middelen

82

 

Totaal

 

 

De ernstigste fouten bij de ondervraging zijn gemaakt op het gebied van suggestieve vraagstelling, met opmerkingen die een instructief karakter hadden en opmerkingen waarmee straf en druk werd uitgeoefend. De totaalscore hiervan is 374, hetgeen neerkomt op 51% van de ondervragingsscores.

[Blz. 281]

Tellen we daarbij op de scores voor belonen en parafraseren dan komen we op een totaal van 563 of wel 77% van de scores. Het beeld wordt nog verontrustender wanneer we in aanmerking nemen dat de seksueel-expliciete poppen werden gebruikt in combinatie met 11 % van de gescoorde zinnen.

De analyse van deze ondervragingssessie toont aan

dat mevrouw Lamers gedurende vrijwel de gehele ondervragingssessie druk op de kinderen uitoefende en gebruik maakte van suggestieve vraagstelling. Door het toepassen van selectieve beloning en straf stuurde zij de ondervraging in de richting van een bekentenis van het vermeende misbruik en wees oom D. aan als de "dader". Een aantal voorbeelden uit deze ondervraging illustreert hoe dit proces de kinderen heeft beïnvloed.  

De wijze waarop mevrouw Lamers de poppensessie inleidt, is zeer suggestief en heeft een instructief karakter. Haar bevooroordeelde opstelling is heel duidelijk

(zie citaat onder opmerkingen/instructief).

Gedurende de hele sessie plaatst de ondervraagster instructieve opmerkingen. De volgende citaten uit het rapport van de sessie laten zien dat haar opmerkingen een leerfunctie hebben met betrekking tot het onderwerp menstruatie, bij voorbeeld. Tussen haakjes wordt de score vermeld, vergezeld van commentaar.   

L

Weet jij dat grote meisjes wel eens gaan menstrueren?

 (3. Instructief).

Heb je dat al gehoord?

(2B. Suggestieve vraag binnen de context van de voorgaande opmerking).

P

Nee

L

Heb je dat ook nooit van je grotere zus gezien of gehoord?

(2B-4. Dit is een veel voorkomend patroon wanneer de ondervrager al bevooroordeeld is en op zoek is naar een specifiek antwoord. Het negatieve antwoord van het kind wordt verworpen en de vraag wordt herhaald. Dit is heel verwarrend voor het kind. Het voelt zich onder druk gezet en voelt zich verplicht iets anders te antwoorden om de ondervrager een plezier te doen.)

P

Nee, ik weet niet wat dat is.

L

Nee?

(4. Ook de tweede keer wordt het kind niet geloofd)

Heeft mamma wel eens verteld dat als meisjes groot worden dat ze dan een maal in de ...

(3. Het kind wordt het gewenste antwoord geleerd)

... in een aantal weken bloed uit d'r bips krijgen?

(2B. Dit is een gesloten suggestieve vraag. Het kind is duidelijk gemaakt dat 'Ja" het enige gewenste antwoord is.)

P

Nee

(Voor de derde maal.)

L

Heb je dat ook nooit van je grotere zus gezien of gehoord?

(2B-4. Dit is een gesloten suggestieve vraag. Omdat deze vraag over menstruatie voor de vierde keer aan het kind wordt gesteld valt deze vraag eveneens onder de categorie "druk").

P

Nee, ze kan niet praten

(voor de vierde keer "nee").

L

Zij kan niet praten?

(7)

0, nee,

(4. Met deze negatieve reactie blijft de druk aanwezig)

kan die helemaal niet praten?

 (2B-7).

P

 Ze is invalide.

L

Is ze invalide?

(7)

Zit ze op een andere school?

(2B)

P

St. Joseph Kliniek.

[Blz. 282]

P

(Wijzend op haar tekening) Dit heb ik alleen maar eventjes in het groot getekend want hier sliepen we. 

(Een opmerkzame ondervrager zou dit als een signaal hebben opgevat dat het kind zich verzet tegen de richting waarin de ondervraging zich beweegt.)  

L

Ja, prima

(5. Dit antwoord is gescoord als een beloning. Analyse van de bandopname echter kan misschien aantonen dat de stem enige afwijzing verraadt waarmee de ondervraagster aangeeft dat zij niet naar de tekening wil kijken. In dat geval zou deze opmerking als 4 gescoord dienen te worden.)

Enne, maar je hebt nooit over ongesteld of zo gehoord? 

(2B-4. De druk op het kind blijft aanwezig).

Daar heeft mamma nog nooit over verteld, P.?

(2B-4. De ondervrager blijft druk uitoefenen door de vraag te herhalen en voert de druk zelfs op subtiele wijze op door de naam van het kind te noemen. Een video-opname zou wellicht aantonen dat de ondervrager P.'s naam noemde omdat het kind verdere vragen op dit gebied wilde ontwijken door weg te draaien of ergens anders naar te kijken, tekeningen bij voorbeeld. In dat geval betekent het noemen van de naam impliciet: "Ontwijk mijn vragen niet." Druk, dus.)

P

Ik heb er wel van gehoord maar ik. weet niet wat dat is.

(Uiteindelijk capituleert het kind en geeft de ondervrager het gewenste antwoord nadat het vijf keer met "nee" had geantwoord en getracht had het onderwerp van gesprek te veranderen).  

L

Ja, ja 

(5. De ondervrager beloont het gewenste antwoord)

...en heb je er op school van gehoord of van mamma?

(2B-4)  

P

Soms hoor je dat van school. 

(De exacte bedoeling van dit antwoord is niet duidelijk. Wat bedoelt ze met "van school". Het lijkt erop dat zij een poging doet om met dit antwoord de ondervrager een plezier te doen.)  

 

De seksuele voorlichting die de kinderen via de ondervraging krijgen, bevat een aantal vreemde ideeën en opvattingen over seks. Hiermee wordt de kinderen geleerd van welke handelingen zij hun oom moeten beschuldigen.

L

... wat ik wel hoor is dat jullie praten over dingen met, zeg dat woord je iets, met seks   

(3).

Zegt dat woord jullie iets?

(2B)  

P

Huh..?

L

Nou, rare dingen doen

(3),

hoe noemen jullie dat?

(1B)

P

Dat weet ik niet ...  

In de hiernavolgende citaten wordt verband gelegd tussen zeggen wat "neuken" is en spelen met de poppen die impliciet, en later tijdens de ondervraging expliciet, door de ondervraagster als J. en oom D. worden geïdentificeerd. 

Op deze wijze wordt de kinderen te verstaan gegeven wat voor reactie de ondervraagster verwacht. De kinderen hebben inmiddels geleerd dat een niet-gewenst antwoord alleen maar leidt tot herhaling van dezelfde vraag en opvoering van de druk. Onder deze omstandigheden is de kans zeer groot dat de kinderen inderdaad verhalen gaan vertellen over "neuken met oom D.", zonder dat dit op een werkelijke situatie gebaseerd hoeft te zijn.  

[Blz. 283]

L

Weet jij wat neuken is?

J

Ja.

L

Kun je me vertellen wat neuken is?

(2A)

J

Dat is seks doen met jongens, net zo wat ie met P. heeft gedaan.  

L

Jawel

(5. Beloont het gewenste antwoord), 

Jawel maar kun je...nu komt het grote moment, 

(3. De ondervrager zet de voorbereidende stappen. De kinderen begrijpen waarschijnlijk niet wat zij met "het grote moment" bedoelt, maar dit soort woorden versterkt de door de ondervraagster uitgeoefende druk)

gaan we eerst alle troep een beetje opruimen ...

(8) (De seksueel-expliciete poppen worden tevoorschijn gehaald)

... Kijk eens aan.

(8) (3 & 10)

Stel je voor, dit is een meisje

(# & 10),

en stel je voor...Is oom D. heel donker of is ie heel licht? 

(2A. Dit is een suggestieve vraag en wel op tweeërlei manieren. Allereerst met betrekking tot de huidskleur van oom D.. Een ander, nog belangrijker, aspect is dat de suggestie wordt gewekt dat een van de poppen oom D. moet voorstellen.)  

J

Heel donker.

L

Ik heb nog geen donkere poppen, er komen wel donkere poppen 

(8 & 10).

Maar laten we nu eens even voorstellen dat dit een meisje is en dat oom D. 

(3 & 10)

en jij vertelt over neuken 

(3 & 7 & 10. Met deze opmerking wordt het meisje gedwongen het gewenste verband te leggen tussen "neuken" en i de D.-pop.)

En dat is seks hebben, hetzelfde als dat wat ie met P. deed

(3-7-10. Alle puzzelstukjes liggen nu op hun plaats: oom D., de pop, seks, wat oom D. met P. gedaan zou hebben en "rare dingen doen".)

Kan jij mij laten zien

(4 & 10)

... want deze meneer kan van alles doen ...

(4 & 10) (4. Hiermee krijgt het kind de opdracht de pop een seksuele handeling te laten verrichten. Impliciet wordt met "meneer" oom D. bedoeld en het kind wordt geleerd dat de D.-pop "van alles kan doen".)

Later tijdens de ondervraging dwingt de ondervraagster de kinderen te zeggen dat oom D. een erectie had. Uit de volgende citaten blijkt de weerstand van de kinderen, als gevolg waarvan de ondervraagster keer op keer dezelfde vraag stelt omdat zij het gewenste antwoord wil horen.

L.      ...ik heb nog een andere pop 

(8-10) (pakt de andere mannenpop), 

was die piemel zo omhoog of zo naar beneden 

(2B-3-10)

J.      Zo, naar beneden (wijst op de pop met de minst stijve piemel)

L.      En heb je ook gezien dat de piemel zo omhoog ging? (demonstreert de erectie) 

(2B-4-10. Dit is een combinatie: er wordt een gesloten, suggestieve vraag gesteld die een instructief karakter heeft en waarmee druk wordt uitgeoefend. Het kind wordt duidelijk gemaakt dat "naar beneden" niet het gewenste antwoord is.)

J.      Dat weet ik niet.

P.     Maar als ie liep dan hing ie zo naar beneden, dan gingen ze fladderen. Maar je zag ook datte 

         (wijst met haar vinger de overgang van condoom naar penis aan).  

 

[Blz. 284] 

L.     Als oom D. liep, zo hing die naar beneden, zo, zo of zo (doet met de poppenpenis enige standen 

 voor: / - \) 

(2B-4-10. Dit is de derde keer dat de vraag wordt gesteld.)

P.      Zo (wijst met de poppenpenis stand \ aan.)

L.      Zo, helemaal naar beneden? 

(2B. Deze vraag nog een keer.)

P.      Nee, hij was ook wel krom.

L.      Hij was ook een beetje krom 

(7). 

Ja, ja 

(5. Beloont een antwoord dat afwijkt van "naar beneden".)

 

Een poosje later worden de kinderen weer onder druk gezet over deze onderwerpen.

 

L.      ...maar hij hing wel naar beneden? 

(7-4. Dezelfde vraag wordt nu voor de vijfde keer gesteld.)

P.     Als ie liep hing hij naar beneden maar als hij stilstond ging ie een beetje omhoog.

L.     Hoever omhoog, hoever omhoog, laat maar zien 

(4-10. De herhaling van de woorden "hoever omhoog" lijkt een licht enthousiasme bij de ondervraagster te verraden omdat de reactie van het kind haar vermoedelijk een middel in handen geeft waarmee zij het antwoord meer in de gewenste richting kan sturen.)

P.      Ongeveer zo. (Zet de penis in de recht-vooruit positie.)

L.      Ongeveer zo 

(7. Deze reactie werd niet als beloning gescoord, alhoewel in de stem wellicht tevredenheid heeft doorgeklonken. Het afluisteren en bekijken van de originele bandopnamen kan meer helderheid verschaffen met betrekking tot stemgebruik en lichaamstaal als middelen voor selectieve straf of beloning. Niettemin is duidelijk dat, door hardnekkig aan de gestelde vragen te blijven vasthouden, de ondervraagster op dit punt een aangepast verhaal bij het kind heeft uitgelokt.)

 

Analyse van de koppeling van de door de ondervraagster gestelde vragen en het voordoen van P. met de seksueel-expliciete poppen, levert eenzelfde beeld op. De voorbereidende stappen worden gezet door eerst de geslachtsdelen van de pop te identificeren, waarop het kind onmiddellijk wordt gevraagd wat oom D. met haar heeft gedaan.

 

L.      ...en weten jullie, was die piemel hard of was ie zacht? 

(2B)

P.      Dat weet ik niet 

(Vreemd antwoord voor een meisje van wie wordt gezegd dat ze vier keer gewelddadig is verkracht.)

J.     Hij leek heel hard.

L.     Hij leek heel hard 

(7). 

Ja, ja 

(5). 

En stel je voor... deze is ietsje te klein om jou te spelen, P. 

(3-10), 

maar stel je voor dat dit P. is 

(4-10) 

en deze P. heeft hier (wijst vagina van de P.-pop aan) 

(3-10), 

weten jullie hoe dit heet? 

(1B-10)

P.      Een poes.

L.      Dat noemen jullie thuis een poes? 

(2B-7-10)

P. Ja, dat hebben wij van klein af aan van mamma geleerd.  

 

[Blz. 285]

 

L:      Ja, dat is ook een heel goed woord. Dat hebben, gebruiken heel veel kinderen 

(7-5). 

Dat woord daarvoor, de poes 

(7), 

dat is de poes van voren (wijst de vagina aan bij de P.-pop) en dan heb je hier van achteren? 

(1B-10)

P.      De billen.

L.      De billen 

(7). 

En daaruit komt de...? 

(1B-10)

P&J. Poep. -

L.      De poep 

(7). 

En hieruit komt (wijst voorkant aan) de...? 

(IB-10)

P&J. Plas.

L.      De plas ja, goed zo 

(7-5). 

Nou, en nou wil ik ontzettend graag P. dat jij laat zien wat oom D. met jou gedaan heeft 

(4-10. Hiermee is het verband gelegd tussen poep, plas, voor en achterkant van de billen en datgene waarvan oom D. wordt verdacht.) 

Dan doen we net of jij dit bent en dit oom D. is 

(4-10). 

Nou mag jij het precies voordoen 

(4-10), 

want je kunt met die pop alles doen 

(4-10). 

Je kunt dus hier in dat kleine gaatje iets stoppen, 

(4-10. Expliciet wordt een idee aangedragen om iets seksueels voor te doen) 

je kunt in het mondgaatje iets stoppen, 

(4-10. Wederom een expliciete suggestie) 

je kunt in de billen iets stoppen 

(4-10. Tot nu toe had het kind nog tegen niemand op welk wijze dan ook gesproken over fellatio of anale penetratie. Door tegenover het kind duidelijk te suggereren dat ook deze vormen binnen de mogelijkheden van gewenste antwoorden liggen, voegt de ondervraagster informatie toe aan de kennis van het meisje en oefent druk op haar uit om haar verhalen te laten escaleren.) 

Dus laat jij maar zien wat oom D. gedaan heeft 

(4-10. Het woord "dus" verbindt ondubbelzinnig alle genoemde mogelijkheden met oom D..).

 

In veel van de hierna geciteerde vragen en opmerkingen wordt kennisoverdracht met betrekking tot seksuele perversiteiten gekoppeld met opdrachten om iets voor te doen. Daarin komt de visie van mevrouw Lamers met betrekking tot seksueel misbruik van kinderen duidelijk tot uitdrukking. Verder blijkt eruit dat zij blind is voor het effect dat haar wijze van ondervragen op kinderen kan hebben. Het gevolg van een dergelijke manier van ondervragen is dat het kind abnormale, perverse mogelijkheden en details voorgeschoteld krijgt die een tienjarig meisje nu niet bepaald hoeft te weten.

 

Het volgende stuk laat zien 

 

dat de ondervraagster ervan uitgaat dat P. wellicht als gevolg van haar schaamtegevoelens over het gebeurde in een isolement is terechtgekomen. Wellicht heeft ze haar uit dit isolement willen halen door haar voor te houden dat zij een van de velen is. 

 

Zij heeft daarmee echter aanzienlijke druk op het kind uitgeoefend. Kinderen van deze leeftijd hebben namelijk sterk de neiging zich met leeftijdsgenoten te identificeren. Wanneer zij denken dat veel andere kinderen iets hebben meegemaakt dat zij niet hebben beleefd, dan zullen sommige kinderen al snel soortgelijke verhalen gaan bedenken om ook mee te kunnen doen.  

 

[Blz. 286]

 

L.      ...er zijn heel veel kindertjes die van die dingen meemaken 

(3). 

Meestal denken kindertjes dat zij het alleen zijn 

(3), 

maar er zijn een heleboel kleine en grote, vorige week waren wij .ergens en daar was een meisje van drie en een jongetje...

(3)

J.      0, erg.

L.     Ja, dat is heel erg 

(3-5-7).

P.      Een jongetje, die kan toch niet verkracht zijn?

L.      Ja, een jongetje 

(3). 

Want daarom, dat wilde ik je ook nog even vragen. 

(4. Impliciet wordt verband gelegd tussen het jongetje en P.) 

Want jongetjes kunnen hier verkracht worden (wijst anus aan) 

(3-10), 

kijk, hier in het poepertje 

(3-10). 

En wat ik nu vragen wilde: Heeft iemand ooit met zijn piemel 

(3) 

of zijn handen 

(3) 

of zijn neus 

(3) 

of zijn tong 

(3) 

aan jouw poepertje gezeten? 

(2B-3-10)

P.      Jawel. 

L.       Wie? 

(1A. Dit is gescoord als 1A ondanks het feit dat de context aangeeft dat deze vraag in feite een rol speelt in de suggestieve volgorde van vragen.)

P.      Oom D..

L.      En hoe heeft ie dat gedaan? 

(1A)

P.      Eventjes weghalen (schuift de broek van de bips van de jongenspop) Nou uh, zal ik eventjes 

deze nemen (pakt de grote mannenpop) want die is veel groter.

L.      Even de broek uit 

(4-10. Dit is een directe opdracht.) 

(...) Je mag met die pop van alles doen 

(4-10. Wederom een suggestieve opdracht.)

P.      Eventjes zo, want het is te lang (ze slaat de voorkant van de blouse van de grote mannenpop 

dubbel zodat de piemel goed zichtbaar is. De pop die de P .-rol speelt ligt op tafel, gedeeltelijk ontkleed.) Nou, kijk, hij heeft eerst zo gedaan (steekt de piemel in de vagina van de P.-pop) en toen had ie omgedraaid (draait de P.-pop om) en toen had ie hier in gedaan (probeert de piemel in de anus te stoppen).

L.      Duw het er maar in. 

(4-10. Wederom een directe opdracht.)

P.      Gaat niet.

L.      Ging dat bij jou? 

(2B)

P.      Ja. Ging niet zo vlot hoor.

L.      Nee? 

(7)

P.      Nee.

L.      Dus hij heeft het... 

(6)

P.      En uh, in mijn mond.

L.      En in je mond? 

(7)

P.     Ja, had ie lucht gemaakt en toen wou ik gaan schreeuwen en toen had ie het vlug naar me mond 

gedaan anders dan... dan kon ik niet meer schreeuwen.

L.     Ja, ja 

(5. Beloning voor het nieuwe verhaal.)

 

Dit deel van de ondervraging toont aan hoe gemakkelijk het is het gedrag van een kind door middel van suggestieve instructies en concrete spelobjecten zoals de seksueel-expliciete poppen te beïnvloeden. In het dossier is geen enkele aanwijzing te vinden dat P. tot op dat moment ook maar iets over anale of orale penetratie heeft gezegd. 

 

[Blz. 287] 

 

Het idee van anale of orale verkrachting is de kinderen voorgehouden waardoor het een leerfunctie heeft gekregen. Men zou zich kunnen voorstellen dat de meisjes na de ondervraging bij hun ouders thuiskwamen met nieuwe verhalen van anale en orale handelingen.

 

Het gebruik van seksueel-expliciete poppen was oorspronkelijk bedoeld als een mogelijk geschikt middel om kinderen die nog niet kunnen praten te ondervragen. Achterliggende gedachte was dat kinderen wier verbale mogelijkheden nog onvoldoende waren om hun ervaringen te beschrijven op deze manier spontaan konden aangeven wat zij hadden gezien of wat met hen was gebeurd. 

 

In elk geval heeft het oorspronkelijke doel van de poppenmethode niets van doen met de wijze waarop mevrouw Lamers de methode hanteert. Tijdens de ondervraging vraagt zij kinderen die oud genoeg zijn om hun ervaringen verbaal te beschrijven, seksuele handelingen met de poppen voor te doen. 

Vanwege het dwingende karakter van deze ondervraging kan men de seksuele handelingen die de kinderen met de poppen hebben voorgedaan allerminst als bewijs voor misbruik beschouwen. Men kan ze hooguit zien als bewijs dat een ondervrager kinderen zodanig kan beïnvloeden dat ze seksuele handelingen met seksueel-expliciete poppen laten zien. Als gevolg van het suggestieve karakter van de poppensessie voegden de kinderen nieuwe elementen aan het verhaal toe, zoals condoom, anale verkrachting, piemel in de mond, tante heeft ook gevingerd in haar vagina (elders in het interview naar voren gekomen). 

 

Een zekere scepsis is hier zeker op zijn plaats. Het instructieve karakter van deze ondervraging, het poppenspel en de geprikkelde fantasie tonen aan hoe gevaarlijk herhaalde ondervragingen kunnen zijn.

 

Ons rapport over deze zaak, van waaruit bovengenoemde citaten afkomstig zijn besloot als volgt: 

 

"Het grootste deel van het door mevrouw F. Lamers geleide ondervragingsgesprek was suggestief en zette de kinderen onder druk. De ondervraging heeft op uiterst ondeskundige wijze plaatsgevonden en de resultaten van dit gesprek kunnen niet als bewijs worden gebruikt om aan te tonen dat de kinderen seksueel zijn misbruikt. Het enige bewijs dat het ondervragingsgesprek oplevert is het feit dat de kinderen door hun volwassen ondervragers zijn gemanipuleerd. De opdracht 'Duw het er maar in' is het toppunt van ondeskundig handelen. De interpretatie van de door de kinderen tijdens de ondervraging getoonde handelingen als zijnde het bewijs van misbruik duidt op zeer grote onzorgvuldigheid en een ernstige mate van ondeskundigheid."

  Vorige ] Omhoog ] Volgende ]