Start ] Omhoog ]

Pedofiele relaties: iets aparts?

Commentaar op het artikel van F. Bruinsma: De pedofiele relatie

Door dr Frans E.J. Gieles

NVSH Lwg JORis Nieuwsbrief nr 42, september 1996

1. Apart?

Bestáát er zoiets als DE heterofiele relatie? DE homofiele relatie? Deze begrippen maken slechts een indeling naar leeftijd en sekse. Als je die relaties wilt beschrijven kom je een enorme variëteit tegen, waarin de verschillen essentiëler zijn dan de overeenkomsten .

2. Seksueel? 

In vrijwel het gehele artikel wordt 'de pedofiele relatie' ingevuld als 'een seksuele relatie' Dit klopt niet: in relaties waarin de volwassene bij zichzelf pedofiele gevoelens erkent, is lang niet altijd sprake van seks. Beide begrippen vallen niet samen. 

  • Je hebt pedofiele relaties en contacten met en zonder seksualiteit, 

  • je hebt pedoseksuele relaties of contacten met of zonder pedofiele gevoelens. 

Bruinsma noemt het onderscheid wel even, maar schrijft het gehele artikel over 'pedoseksuele relaties' en wel onder de titel 'De pedofiele relatie'.

3. Geaardheid? 

Bruinsma gaat uit van de onbewezen opvatting dat het hebben van pedofiele gevoelens verwijst naar een pedofiele geaardheid. Weliswaar noemt hij het onderscheid tussen gedrag, beleven en identiteit, maar al schrijvend koppelt hij deze weer steeds aan elkaar. 

Het bij zichzelf erkennen van pedofiele gevoelens kan echter heel goed samen gaan met het eveneens erkennen van homo- en heterofiele gevoelens en zelfs met, bijvoorbeeld, een heterofiele levensstijl en identiteit.

Het erkennen van pedofiele gevoelens bij zichzelf houdt nog niet in dat men zelf zijn identiteit als 'pedofiel ' hoeft te beleven, en al zeker niet dat anderen hem die identiteit zo maar mogen toedichten. 

4. Problemen typerend? 

Bruinsma noemt vooral problematische zaken op als kenmerken van DE pedofiele relatie: fixatie, regressie, narcisme, gebrekkige psychosociale ontwikkeling, zwak geweten, afwezige vaders, enzovoort. 

Deze problemen zijn echter geenszins typerend voor pedofiele relaties; zij komen in alle relaties voor. Hoeveel verwarring, negatieve gevoelens, machtsongelijkheid
en geheimhouding komt er niet voor in heterofiele relaties? Daar is óók fixatie, regressie et cetera. Dit soort problemen zijn, in ieder geval in onze cultuur, typerend voor alle menselijke relaties, zowel relaties van kinderen en volwassenen, als die van leeftijdgenoten, beide met en zonder seksueel aspect. 

5. Alleen seks? 

Bruinsma schrijft uitsluitend over seksualiteit. Het onderscheid tussen seksualiteit en erotiek ('genietend knuffelen, strelen zonder seks') wordt niet gemaakt. Het woord erotiek komt niet eens voor in het artikel, terwijl het m.i. juist wel typerend is voor pedofiele relaties, dat er relatief minder seksualiteit in voorkomt en relatief meer erotiek dan in andere relaties. 

6. Goede nuances ...

Er zijn passages waarin nuance wordt aangebracht en waaruit een niet-bevooroordeelde houding blijkt. Zo wordt gewezen op 

  • "pedofiele contacten waarin niet van ontucht sprake is" en op 

  • "jongens die op eigen initiatief seksueel contact met een volwassene hebben". 

Voorts wordt het van belang genoemd te luisteren naar alle betrokkenen, namelijk naar welke betekenis zij zelf geven aan de relatie of het contact. Ook wordt "verlangen naar seks" onderscheiden van "wat men daar seksueel mee doet" .Ook wordt gezegd dat een seksuele ervaring, zelfs een vervelende, niet per se traumatisch hoeft te zijn. 

Kortom, heel wat meer nuance dan we in psychologische literatuur gewend zijn. Echter wel binnen het in de psychologie gebruikelijke denkkader.

7. ... binnen een vast denkkader 

Bruinsma blijft binnen een bepaald denkkader, namelijk een aantal vooronderstellingen die als vanzelfsprekend worden aangenomen. Met name twee:

  • a. De volgende begrippen worden 'automatisch' aan elkaar gekoppeld met een 'dus' : '

    • seksueel gevoel voor kinderen', 

    • dus 'seksuele daden met kinderen', 

    • dus 'aparte geaardheid', 

    • dus 'gebrekkige of gestoorde psychosociale ontwikkeling'. 

Geen van deze dus-koppelingen is uitgelegd of bewezen: ze zijn voorondersteld als vanzelfsprekend.

  • b. De psychosociale ontwikkeling van de mens wordt voorgesteld als een leer- en ontwikkelproces waarin bepaalde stadia in een bepaalde volgorde doorlopen moeten worden, met achterlating van de vorige stadia. Pas dan is men psychosociaal 'goed' ontwikkeld. Zo niet, dan is er sprake van een 'gebrekkige of gestoorde psychosociale ontwikkeling', van fixatie of regressie. Ook de seksuele ontwikkeling wordt zo opgevat. 

    Een model, opgesteld na observatie (zo gaat het meestal), wordt dan een norm. Wie daarvan afwijkt in statistische zin, wordt dan ook als 'afwijkend' gezien in de zin van 'niet gezond'. 

Onder dit model ligt een mensvisie waarin het kind  slechts als 'nog te ontwikkelen' wordt opgevat en de volwassene slechts als 'reeds ontwikkeld' wordt gezien. 

Het is echter een denkmodel waar talloze mensen, jong en oud, in vele tijden en culturen, niet in passen. In het geval van pedofiele gevoelens: wie als volwassene 'nog' seksueel geraakt wordt door een kind, is 'blijven steken in een vorige fase (fixatie)' of 'valt terug op een eerdere fase (regressie)', en is 'dus gebrekkig dan wel gestoord ontwikkeld.

8. Een meer holistische mensvisie svp 

Pedofiele relaties, maar ook andere relaties, zijn m.i. beter te begrijpen in een holistische mensvisie en een holistische ontwikkelingspsychologie. Hierin zijn de volwassenheidskenmerken reeds in het kind erkend, terwijl de kinderlijke kenmerken hun plaats mogen behouden in het leven van de volwassene. Juist bij liefde, erotiek en seksualiteit komen deze kenmerken over en weer naar voren; niet als terugval, blokkade, stoornis of gebrek, nee, positief beleefd: als liefdesspel.

9. Erken wat je voelt en ga er goed mee om 

Mijns inziens is iemand die een erotisch of seksueel aspect in zijn of haar gevoelens voor kinderen erkent, in plaats van ontkent (omdat dit 'zo hoort') en er bovendien nog mee weet om te gaan, alleen maar een eerlijk en psychisch goed ontwikkeld mens. Hoe krampachtig immers houden vele mensen een zelfbeeld in stand waarin uitsluitend plaats is voor homo- of heterofiele gevoelens. En of diegenen daar nu altijd zo goed mee omgaan ...

10. Een grote variëteit 

In vijftien jaar werkgroepspraktijk, veel langere beroepspraktijk en nog weer langere levenservaring heb ik heel wat 'pedofiele relaties' leren kennen: relaties die bij de volwassene gevoed worden door een als zodanig erkend motief van liefde voor het kind en waarbij het kind dit, aanvoelt, beantwoordt of alleen maar gebruikt. 

Een enorme variëteit aan relaties: 

  • sommige met seks, de meeste echter zonder; 

  • wederzijds egocentrische relaties en zuivere liefdesrelaties; 

  • inhoudelijk armtierige en inhoudelijk rijke relaties; 

  • kwalitatief goede en kwalitatief slechte relaties 

  • en al wat daar tussenin zit. 

Net zo'n variëteit dus als bij de homo- en heterofiele relaties met leeftijdsgenoten én als bij de jongeren-ouderen relaties waarin geen erotisch of seksueel motief wordt erkend. 

Zodoende kan ik hooguit definiëren wat ik versta onder 'een pedofiele relatie', maar waag ik mij niet aan een inhoudelijke beschrijving van de pedofiele relatie; daarvoor is de variëteit te groot en te veel gelijkend op die in andere relaties. De kenmerken die Bruinsma noemt onder de titel 'De pedofiele relatie' zijn niet kenmerkend, je komt ze in alle menselijke relaties tegen.

11. 'De spreekkamer' is 'het leven' niet 

Bruinsma schrijft, naar ik aanneem, vanuit de klinische beroepspraktijk, dus vanuit de spreekkamer. Hij schrijft zodoende alleen over de problematische - of de door niet-aanvaarding ervan problematisch gemaakte pedofiele relatie. Met geen woord rept hij over wat zoal spontaan, erotisch en eventueel seksueel plaats kan vinden in een levenslustige en nabije relatie tussen een jeugdige en een volwassene in het gewone leven. 

Een klassieke fout, nietwaar, om gegevens uit de spreekkamer representatief te achten voor wat er in het werkelijke leven gebeurt. 

Eigenlijk schrijft hij zelfs niet over mensen: hij vermeldt de gangbare literatuur onder seksuologen. En ja, hoe zeer die op seksualiteit en problemen gefocust zijn, dat weten we. 

Het eindresultaat is armtierig en totaal niet meer herkenbaar voor wie nog een volledig en spontaan gevoelsleven kent. Dit geheel schept niet meer weg te poetsen misverstanden bij de doelgroep voor wie het geschreven is: werkers met kinderen en adolescenten die een handboek raadplegen. Zij herkennen er niets van zichzelf in en zo ja, dan vragen zij zich vertwijfeld af of zij nu gefixeerd dan wel geregredieerd  zijn - want een derde mogelijkheid lijkt er niet te bestaan. 

Het  gewone gevoels- en contactrijke dagelijks leven is geheel weggeschreven. Knap hoor, hoe presteert men het?

Start ] Omhoog ]