Start ] Omhoog ]

Citaten uit

Pedofilie en conflict

Onderzoek naar de conflict-beladen relatie tussen het bestaan van pedofielen en de Nederlandse samenleving 

R. Padding

Vertaald uit: Pedophilia and Conflict - Research on the conflicted relation between the presence of pedophiles and Dutch society

  • BSC, Studentennummer: s4494156
  • r.padding@student.ru.nl & renatepadding@gmail.com
  • Master: Maatschappijke Aardwetenschap, specialisatie: conflicten, gebieden en identiteiten.
  • Radboud Universiteit Nijmegen.
  • Begeleider: dr. H.W.B. Bomert, Tweede beoordelaar: dr. G. Hekma
  • Publikatiedatum: 27 november 2015

Opgedragen aan de respondenten die moedig genoeg waren om mij hun levensverhaal toe te vertrouwen. Hartelijk dank daarvoor!

Samenvatting

Dit onderzoek concentreert zich op pedofielen en hun plaats in de Nederlandse maatschappij. Uitgaande van de vraag: “In welke mate is er een conflict vanwege het bestaan van pedofielen in de Nederlandse maatschappij?”

De informatie is verzameld en geanalyseerd door

  • een kwantitatieve analyse op inhoud van kranten artikelen en
  • semi-gestructureerde vragen bij het interview met pedofielen.

In dit onderzoek zijn pedofielen gedefinieerd als personen met een seksuele oriëntatie gericht op kinderen jonger dan 16 jaar. De seksuele oriëntatie omvat niet alleen seksuele gevoelens maar ook romantische gevoelens.

De twee belangrijkste resultaten

Als eerste: kranten geven een gegeneraliseerd beeld weer van pedofielen als personen die handelen of mogelijk kunnen handelen op een pedoseksuele wijze. Deze overdreven generalisatie leidt tot de beeldvorming van een gestigmatiseerd stereotype, die van de seksueel-criminele kindermisbruiker.

Als tweede: de respondenten ervaren dat stigma in hun dagelijks leven, zodat zij zich niet geaccepteerd voelen door de maatschappij. Daarentegen ervaren ze een structureel conflict dat zich uit in de vorm van ongelijkwaardigheid in hun levensmogelijkheden. Het feit dat zij zich niet kunnen uitspreken over hun seksuele identiteit kan leiden tot moeilijkheden in het sociale leven. Zij vragen om bescherming en professionele hulp, om te leven zonder angst op ontdekking. Dit laatste is een vorm van verborgen geweld.

Dit onderzoek bouwt verder voort op bestaande oude en recente literatuur. Toch is het innovatief door kennis op het gebied van conflicten te koppelen aan het begrip pedofilie.

Het begrip conflict is gebruikt als een flexibel en breed begrip, in plaats van het vaststaand en beperkt te houden. Dit onderzoek toont dat conflictonderzoek relevant kan zijn bij niet zichtbare conflicten, en helpt de sociale ontwikkelingen en structuren te begrijpen.

Zoekwoorden: pedofilie, conflict, identiteit, gebied, stigma, morele paniek, angst, moraal en verantwoordelijkheid van de burger.

1 Inleiding

Pedofilie: een conflict in zichzelf, een conflict in de maatschappij. 

  • Een conflict in zichzelf, door veranderingen in definitie, diagnose en behandeling. 
  • Een conflict in de maatschappij: omdat het lijkt alsof de maatschappij in het algemeen niet wil worden geconfronteerd met wat pedofilie is en met de personen die gelabeld worden als pedofiel.

Pedofielen worden meestal gezien als kindermisbruikers die een gevaar zijn voor de maatschappij en haar kinderen. Er is een verharding gaande in de algemene opinie over pedofilie. Overal, zo lijkt het, willen mensen niet weten wat pedofilie werkelijk is, terwijl zij wijzen op excessen van kindermisbruik, om zo een generalisatie te maken, die een veel grotere groep pedofielen betreft.

Dit is opmerkelijk, omdat het 

  • enerzijds, op wetenschappelijke basis en bevindingen, het mogelijk is om meer te begrijpen van pedofilie, 
  • maar anderzijds, maatschappelijke conflicten inzake pedofilie lijkten toe te nemen.

Om een beter begrip te krijgen van pedofilie en haar plaats in de maatschappij, is het noodzakelijk om meer onderzoek te doen op dit punt. (Gewelddadige) incidenten, en het bestoken van pedofielen worden steeds meer gemeengoed, vooral op plaatsen waar pedofielen wonen. Vanwege de veranderingen in de manier waarop pedofielen behandeld worden, is het interessant te beginnen vanuit het perspectief van het conflictonderzoek, en een conflictanalyse uit te voeren op het onderwerp pedofilie in Nederland.

Er is geen enkel wetenschappelijk antwoord op de vraag hoeveel pedofielen er zijn in Nederland. De website www.pedofilie.nl  vermeldt dat het moeilijk is pedofielen te tellen, omdat de meeste van hen niet openlijk als pedofiel naar buiten treden. Daarbij is er nog nauwelijks onderzoek gedaan naar pedofielen in Nederland. Schattingen variëren van 1/1000 tot 1/25 van de mensen pedofiel zou zijn ( www.pedofilie.nl ). Om deze getallen te illustreren: dit zou betekenen dat in de Nederlandse bevolking van 17 miljoen, er tussen de 17.000 en 680.000 pedofiel zijn.

Het doel van dit onderzoek is inzicht te krijgen in het complexe verschijnsel pedofilie, en het te bezien als een conflict binnen de maatschappij. Meer inzicht in het conflict zal behulpzaam zijn in het beter begrijpen van de worsteling van de maatschappelijke en de pedofiel. Deze onderzoeksbevindingen zullen een algemeen overzicht geven waarom er een conflict is, wat de gevolgen van het conflict zijn op het leven van alledag en op de fundamentele mensenrechten van pedofielen. Na het onderzoeken van de bron van het conflict worden mogelijke verbeteringen voorgesteld. Het onderzoek beoogt het geven van een grondige analyse van de relatie tussen de maatschappij aan de ene kant en individuen met een seksuele oriëntatie voor kinderen aan de andere kant.

1.1 Wetenschappelijke relevantie

Binnen de relevante wetenschappelijke gemeenschap is het pas onlangs geaccepteerd dat pedofilie niet een psychiatrische stoornis is (Gijs, 2013;Black & Grant, 2014), maar een seksuele oriëntatie (op een bepaalde leeftijd) (Seto, 2012).

De discussie over de kwestie is nog gaande en het debat wordt vooralsnog slechts gevoerd binnen de wetenschappelijke disciplines van psychologie en psychiatrie. Er is echter een tekort aan wetenschappelijk onderzoek in andere relevante disciplines binnen de sociale wetenschap. Omdat kwesties inzake pedofilie vaak leiden tot conflicten in de maatschappij, is een interdisciplinaire benadering op basis van het wetenschappelijke vakgebied van conflictstudie, nuttig om het conflict over pedofilie in de Nederlandse maatschappij te benaderen.
[….]

1.2 Maatschappelijke relevantie

Een onderzoek naar de wijze waarop de maatschappij pedofielen benadert is relevant, omdat deze wijze kan verklaren waardoor het veranderend karakter van het conflict in de maatschappij komt. Gedurende de 70-er en 80-er jaren, bijvoorbeeld, werden enkele pedofielen groepen op zijn minst getolereerd in Europa, terwijl vandaag de dag de tolerantie is geminimaliseerd en de groepen verbannen zijn (Seto, 2012: 235).

Pedofilie is in het algemeen bezien als een menselijke keuze, een keuze gemaakt door het individu. Zoals eerder is aangegeven, recent wetenschappelijk debat benadert pedofilie eerder als een seksuele oriëntatie dan als een psychische stoornis (Seto, 2012). 

In het internationale kader is een trend naar meer intolerantie binnen maatschappijen wanneer het pedofilie betreft. In Nederland, in het bijzonder, sinds de “Zaak-Dutroux” in 1996 (wijzend naar ontvoering, seksueel misbruik en moord op meerder slachtoffers), is er een generalisatie van alle zaken en iedereen die iets met pedofilie te maken heeft. Nederland is duidelijk op weg naar meer en striktere regelgeving, en uitsluiting van pedofielen (zo ook pedoseksuelen).
De psychiatrische behandeling die zich enerzijds op het helpen van pedofielen en anderzijds op het voorkomen van seksueel misbruik richt, vraagt het tegenovergestelde, zoals meer opneming en openheid in de maatschappij (Mulder, 2012).

Dit onderzoek richt zich op die individuen die als pedofiel worden gezien, maar geen wens hebben om kinderen te misbruiken, ongeacht hun eerdere veroordeling(en) wegens seksuele activiteiten met minderjarigen.
Beide, pedofielen die eerder veroordeeld waren wegens pedoseksualiteit en pedofielen die nooit veroordeeld zijn, maken deel uit van het onderzoek, omdat zij verschillend kunnen worden bezien door de maatschappij.

Op die manier moet het duidelijk worden wat nu exact bepaalde groepen angstig en/of boos maakt over pedofilie. Het is belangrijk hun plaats in de maatschappij te onderzoeken. 

Er is een misvatting dat pedofielen een groot risico zijn voor de maatschappij, veroorzaakt door de overtuiging dat er altijd recidive (herhaling van de daad) plaats heeft, vroeger of later (Mulder, 2012: 8). Het gevolg van deze  overtuiging is dat pedofielen uitgesloten worden en er een onophoudelijke haat en angst gezaaid wordt, terwijl het noodzakelijk is om meer te weten wat die seksuele oriëntatie inhoudt. Uiteindelijk is het beter te weten wat het inhoudt om zo de bescherming van seksueel misbruik van kinderen te voorkomen (Seto, 2012: 235).

2. Theoretisch raamwerk […]

2.1. Identiteit

2.1.A Wat is een pedofiel?

[… … Over de DSM 5 definitie en de problemen met die definitie… …]

Recente literatuur op dit gebied laat zien dat pedofilie dezelfde eigenschappen heeft als andere seksuele oriëntaties (zijnde heteroseksualiteit en homoseksualiteit). Een pedofiel ontdekt zijn/haar seksuele oriëntatie gewoonlijk op een jonge leeftijd. Pedofiele gevoelens zijn, net als heteroseksuele gevoelens, gewoonlijk gekoppeld aan emotionele en romantische gevoelens. En als laatste, pedofilie is niet iets was kan worden genezen of iets wat weggaat, het is onveranderlijk (Seto,  2012).

Seto (2012) maakt een interessant onderscheid tussen

o Hetero-/homoseksualiteit als seksueel geslacht-georiënteerd en
o pedofilie als seksueel leeftijd-georiënteerd.

Dit onderscheid is interessant omdat het twee doelen dient:

o Het plaatst pedofilie naast hetero- en homoseksualiteit, want zij zijn niet hetzelfde.
o Het brengt een beter begrip van pedofilie omdat het vergelijkbaar is met hetero- en homoseksualiteit.

Volgens Seto(2012) is het debat over de precieze aard van pedofilie belangrijk omdat het de verstrekkende misvattingen kan wegnemen die zware gevolgen hebben voor individuen (de pedofielen). Gezien vanuit diverse gezichtspunten is het belangrijk te weten of pedofilie wel of niet een seksuele oriëntatie is.

  • Op wetenschappelijk niveau heeft het antwoord op deze vraag gevolgen voor bijvoorbeeld seksuele ontwikkeling en neurologische zaken.
  • Op medisch niveau vormt het antwoord op deze vraag de benadering van beoordelingen, voorspellingen en behandeling. Ervaringen uit het verleden laten zien dat heroriëntatie-therapie voor homoseksuelen hun seksuele voorkeur niet veranderde.
  • Op een politiek niveau heeft het antwoord op deze vraag gevolgen voor de maatschappelijke houding, maar ook gevolgen voor de wetgeving (Strafrecht en Burgerlijk recht).

“Anti discriminatie wetgeving en –beleid richt zich op seksuele oriëntatie, maar onbewust begrijpt men dat hier naar op geslacht gerichte seksuele oriëntatie verwezen wordt - maar wat zou er gebeuren als de definitie van seksuele oriëntatie verbreed werd zodat het ook op leeftijd gerichte seksuele oriëntatie zou omvatten, dus pedofilie?”(Seto, 2012: 232).

2.1B Pedofilie als identiteit
[…]

Het is van belang om op te merken dat er een verschil zit tussen pedofilie en pedoseksualiteit.

  • Pedofilie staat voor de seksuele oriëntatie op kinderen zonder activiteit in de seksuele relatie met minderjarigen.
  • Pedoseksualiteit staat voor het actief uitoefenen van een seksuele relatie tussen minderjarigen en volwassenen.

Een individu kan pedofiel zijn en nooit een kind seksueel benaderen. Een individu kan geen pedofiel zijn terwijl hij een kind seksueel benadert, in dit laatste geval meestal vanuit een psychische problematiek als reden voor de seksuele daad. (Mulder, 2012).

In het algemeen zijn er verschillende misvattingen over pedofilie.

  • Als eerste is het een verkeerde veronderstelling dat iedereen met een seksuele oriëntatie op kinderen hiernaar zal handelen als zich een mogelijkheid voordoet.
  • Een andere misvatting is dat als een individu eenmaal is veroordeeld, en hij/zij terugkeert in de samenleving, dat hij/zij een zeer groot risico blijft. In tegenstelling tot het volkse geloof dat verandering in recidive (terugval in de daad) onmogelijk is, blijkt de realiteit, volgens praktiserend therapeut Mulder (2012), Dat met de juiste behandeling de recidive teruggebracht kan worden tot 10%.

Pedofilie is niet gelijk aan seksueel misbruik van kinderen, maar in de openbare ruimte, de politiek en de media, worden deze begrippen vaak als synoniem gebruikt. Geschat is dat 50% van het misbruik van kinderen gebeurt, niet omdat iemand pedofiel is, maar omdat andere oorzaken, zoals bijvoorbeeld een overdreven belangstelling voor seks, een gebrek aan morele remmingen wegens het gebruik van alcohol en drugs. Ook andere antisociale neigingen kunnen een oorzaak zijn (Seto, 2008).

Lautmann (1994) beweert zelfs dat 

  • slechts 5% van het seksueel misbruik van kinderen wordt gepleegd door “echte” pedofielen. Deze “echte” pedofielen zijn personen die zich aangetrokken voelen tot kinderen en zich tegelijkertijd bewust zijn van het verschil tussen een kind en een volwassene. 
  • De andere 95% van kindermisbruikers wordt gepleegd door personen die niet in staat zijn zich te binden aan andere volwassenen, of door individuen die een pathologische problematiek hebben (Lautmann, 1994).

Het feit dat pedofielen niet gelijk zijn aan seksueel misbruikers van kinderen, kan ook toegepast worden bij het kijken naar kinderporno (Sheldon & Howitt, 2007).

Het is belangrijk om het onderscheid te maken, omdat pedofielen die geen actief seksueel contact zoeken bij kinderen, oneerlijk in dezelfde groep gezet worden als diegene die wel seksueel contact zoeken. Daarbij zijn pedofielen die veroordeeld zijn voor seksueel misbruik van kinderen verschillend in het risico op herhaling, vergeleken met niet pedofiele daders. -met als gevolg dat dit verschillende soort therapie betekent na een misdaad (Seto, 2008). Als de media geen aandacht besteden aan succesvolle behandelingen, wordt het publiek in de waan gelaten dat behandeling faalt.

[…]

2.1C Verandering van houding naar pedofielen in Nederland

[… Geschiedenis ...]

Het verschil in het beoordelen van pedofilie en pedoseksualiteit laat zien hoe belangrijk het taalgebruik in de samenleving is, als het om aanvaarding of uitsluiting gaat. Het schetst het beeld dat generalisatie van de diverse zaken waarin kinderen zijn misbruikt, kan leiden tot een verkeerde opvatting over alles wat maar ook aan pedofilie raakt.

Daarbij, de veranderingen in de wetgeving laten zien dat pedofilie niet gezien wordt als slecht in zichzelf. De debat-anayse die zal worden gedaan in dit onderzoek heeft de vorm van een kwalitatieve analyse. Het zal verklaren hoe het maatschappelijk debat en de acceptatie van pedofielen zich verhouden. 

2.2. Gebied

2.2A Burgerschap in een natiestaat

[….]

Dit kan helpen verklaren de verschuiving in de acceptatie van pedofielen in Nederland. Omdat pedofielen niet passen in de heersende normen en waarden, worden zij dus beschouwd als slechte staatsburgers. Het is dan ook erg moeilijk voor hen hun plaats in de samenleving op te eisen, met als gevolg hun uitsluiting. Formeel hebben ze het Nederlands staatsburgerschap en zijn het burgers volgens de wet. Maar informeel, in het maatschappelijk taalgebruik, worden zij niet gezien als deel van de samenleving. […]

2.2B Buurt

[…Voorbeelden…]

De volgende twee stellingen zijn interessant inzake pedofielen, om twee redenen.

  • Als eerste: de problemen in hun leefomgeving laten zien dat contact vanuit aanwezigheid niet genoeg is om het vooroordeel te verminderen. In tegendeel leidt aanwezigheid regelmatig tot geweldszaken (geestelijk, materieel of emotioneel geweld).
  • Als tweede wordt duidelijk dat wat nodig is om het patroon van wantrouwen te doorbreken, is: werkelijk contact en begrip

[….]

2.3 Conflict

De voorgaande delen hebben een aantal zaken genoemd die tezamen komen in het deel over structureel geweld. De uitkomst van de discussie wat pedofilie inhoudt, liet twee grote misvattingen zien.

  • Als eerste: het idee dat iedereen die pedofiel is, ook een seksueel misbruiker is. 
  • Als tweede: het idee dat als iemand eens een overtreding op het gebied van seksualiteit, heeft begaan, hij/zij altijd in herhaling zal vallen.

De uitkomst van het veranderende debat en beleid rond pedofilie laat zien hoe belangrijk maatschappelijke ontwikkelingen gepaard gaan met een algemeen begrip van, opmerkingen over, en openheid naar pedofielen
[…]

2.3A Verschillende vormen van geweld

Wat is geweld en in welke vormen komt het voor? Dit kan worden duidelijk gemaakt door te laten zien op welke wijze mensen kunnen worden beschadigd door structureel en cultureel geweld. De grondlegger van deze gedachte van structureel en cultureel geweld is Galtung (1969; 1990). 

“Geweld is aanwezig wanneer mensen worden beïnvloed, zodanig dat hun somatische en mentale gedragingen onder hun potentiële niveau van handelingsvaardigheid vallen”. (Galtung, 1969: 168)

Dit brede thema houdt niet alleen geweld, uitgevoerd door een dader in, maar omvat ook onacceptabele sociale mores. Zes dimensies van geweld […] […]

2.3B Escalatie van geweld

Na het behandelen van de verschillende vormen van geweld, is het belangrijk uit te leggen waarom mensen zo gewelddadig kunnen worden tegen een ander of zelf die ander schade toebrengen. Het proces van stigmatisering speelt een belangrijke rol hierbij.

Het thema van maatschappelijk stigma is een overbruggend begrip hier.

“….of worden gelabeld, negatief gestereotypeerd, uitgesloten, gediscrimineerd en laag in maatschappelijke status en macht”. (Major & O’ Brien, 2005: 410)

Stigmatiserende uitingsvormen betreffen geslacht of etnische oorsprong, maar ook op bijvoorbeeld geesteszieken.

  • Een stigma is openbaar als het publiek de groep stigmatiseert middels bepaalde kenmerken.
  • Het is ook persoonlijk, in de vorm van zelf-stigma, als de persoon het openbare stigma verinnerlijkt en hierdoor zelfrespect verliest.

Volgens Corrigan et al (2003), openbare stigma hebben drie raakvlakken: 

  • Stereotypering,
  • Vooroordelen en 
  • Discriminatie

[…]

De misvatting ...

"….van de pedofiel als jagende seksuele overtreder is zo algemeen verankerd in het openbaar debat, dat het een eeuwige waarheid is geworden in het Westerse cultuur” (Jahnke, Imhoff & Hoyer).

Sinds pedofilie wordt geassocieerd met criminaliteit (zijnde het seksueel misbruik van kinderen), is het gekoppeld aan discriminatie. Volgens Jahnke cs. (2015), komt discriminatie voor in de vorm van sociale afstand, die zich uit in het niet accepteren van mensen met het stigma pedofilie op verschillende niveaus van persoonlijk contact.

Een kwantitatief onderzoek door Jahnke cs. toont aan dat, in vergelijking met de houding naar andere afwijkende groepen (alcoholmisbruikers, seksuele sadisten en mensen met antisociaal gedrag), pedofielen altijd meer negatieve reacties ontvangen. 

Gemiddeld 20% van de respondenten, is het er mee eens dat pedofielen beter dood zouden kunnen zijn, zelf als ze niets crimineels hebben gedaan. Emotionele reacties naar pedofielen werden sterk beïnvloed door sociale afstand. In het algemeen laten de resultaten zien dat voor pedofielen als gestigmatiseerde groep het meest aannemelijk is dat zij zwaar te lijden hebben van discriminatie (Jahnke cs. 2015)

[ …Discriminatie…vormen...spiraal….]

Een sociaal fenomeen dat past bij deze houding, heeft de term “Morele paniek”. Morele paniek is  

“een hoog nivo van agitatie over het fenomeen, dat in tweede instantie, veel minder slecht en uitzonderlijk is”(Ten Hag, 2012: 190).

Morele paniek kan worden verdeeld in verschillende fases. [Opsomming:]

  • Als eerste, …..incidentele zaken….uitvergroot… het fenomeen, hier pedofilie, wordt verbreed tot pedoseksualiteit.
  • Als tweede,….nieuwe wetgeving… leidt tot een grote groep van zowel daders en slachtoffers die buiten proportie worden benadeeld. […]

3. Het onderzoek

3.1 Methoden […]

3.2 Onderzoeksmethoden

Het verzamelen van informatie bestaat uit twee delen.

  • Als eerste, een algemeen structurele benadering door kwantitatieve/kwalitatieve inhoudsanalyse.
  • Vervolgens door een meer persoonlijk, subjectief gefundeerd deel op basis van diepgaande gesprekken.

3.2A Kwalitatieve inhoudsanalyse

Om vervolgens de vraag te beantwoorden: ”Wat is het debat aangaande pedofilie in de Nederlandse maatschappij”?, is een overzicht van de inhoud van krantenartikelen nodig over pedofilie, dat verkregen wordt door kwantitatieve inhoudsanalyse. 

[….] [Samengevat:….van krantenartikelen uit vier Nederlandse dagbladen….over “Pedofilie”….jan 2004-dec 2014.].

Als deel van de analyse heb ik ook 20 artikelen geselecteerd om nog meer, diepgaander de tekst te interpreteren. Zij zullen dienen als een voorbeeld over hoe thema’s en woorden worden gebracht. […]

3.2B Semi-gestructureerde interviews […]  Diepgaande interviews over een periode van een uur, werden gehouden met 10 verschillende personen. Deze subjecten waren individuen die zichzelf beschreven als pedofiel. […]

3.3 Etische kwesties

[…]

Een […] aspect dat ik niet had verwacht, was het ongemakkelijke gevoel dat ik had wanneer ik een respondent bezocht. Het was niet dat de respondent mij een ongemakkelijk gevoel gaf, maar het feit dat mijn naam gevonden kon worden op internet in relatie met dit subject. Soms had ik het gevoel, dat personen met slechte bedoelingen mij achtervolgden. Het bleek een onnodige angst, maar het laat zien hoe angst voor de uiting van anderen, zich kan ontwikkelen en hoe het van invloed is op het bewustzijn. Het maakte mij duidelijk , al is het geen vergelijk, hoe een klein beetje de respondenten zich (wel eens) voelen.

4 Resultaten

4.1 Kwalitatieve inhoudsanalyse

4.1A Algemene resultaten
[… … …]
In totaal, zijn er maar 40 krantenartikelen gevonden die een genuanceerd beeld geven over pedofilie van alle 719 artikelen, door diepgaande artikelen over wetenschappelijk onderzoek, of artikelen over mogelijkheden om pedofielen/pedoseksuelen te helpen. De rest van de artikelen, geven in het algemeen een éénzijdig beeld over pedofielen en pedoseksuelen en de reacties hierop.
In de volgende paragraven, worden de resultaten uitgewerkt, door onderscheid te maken tussen de steeds terugkerende begrippen:identiteit, gebied en conflict.

4.1B Identiteit

[…] Als eerste moet benadrukt worden dat in alle artikelen het woord “pedofiel”is gebruikt. […] Het is duidelijk dat niet iedere pedofiel een misbruiker van kinderen is, en dat niet iedere misbruiker van kinderen ook pedofiel is (Seto,2010; Lautmann, 1994). Per definitie zou het juiste beeld van de pedofiel zijn iemand met een seksuele interesse in kinderen, wat niet gelijk is aan de seksueel misbruiker van kinderen.

Informatie uit kranten, laat een ander beeld zien, namelijk dat er in het grootste deel van de gevallen er een directe verbinding is tussen het woord pedofiel en seksueel misbruik van kinderen.

Overigens moet gezegd worden dat artikelen over hulp, de Vereniging Martijn,  de PNDV, diepgang, televisie en wetenschappelijk onderzoek, het woord pedofiel wel juist gebruikt is, dat wil zeggen in lijn met de inhoud van het artikel.

De andere artikelen verwijzen naar de term pedofiel of veroordeelde pedofiel, onjuist omdat het hier gaat om artikelen over zaken aangaande pedoseksualiteit. Het is onjuist omdat men er van uitgaat dat iemand die kinderen seksueel misbruikt een pedofiel is, wat dus niet zo hoeft te zijn.

Daarbij is de term veroordeelde pedofiel misleidend, omdat het gebaseerd is op een onderliggende stilzwijgend begrip dat pedofiel zijn strafbaar is. Door het zo te brengen, wordt het pedofiel zijn onnodig verbonden met een misdaad.
[…Voorbeelden…]

Kort gezegd wordt het woord pedofiel voornamelijk gebruikt in krantenartikelen met een negatieve inhoud.
Daarbij is er een over-generalisering van het woord pedofiel, omdat het gebruikt wordt om pedofielen aan te geven als ook seksueel misbruikers van kinderen. Het beeld van pedofielen dat geschetst wordt in de geanalyseerde kranten kan daarom als stereotypering gezien worden.
[…]

4.1C gebied

Zoals gezegd, het begrip “Gebied” speelt een belangrijke rol in de krantenartikelen: het betreft 213 van de 719 artikelen. De inhoud draait om problemen die spelen in specifieke gebieden of steden, vanwege de aanwezigheid van een veroordeelde voor een vorm van seksueel misbruik van kinderen.

Er is een duidelijke herhaling van negatieve emotionele reacties, in de vorm van fysieke groepsprotesten, bezit dat wordt vernield en in enkele gevallen direct fysiek geweld. Het is belangrijk dat in al deze gevallen er geen teken is van overheidsbeleid over hoe er om moet worden gegaan met het probleem in de wijk, dit omdat het de lokale burgermeester is die besluit of een pedofiel kan blijven of niet.

Daarbij is de reactie op hen die veroordeeld zijn voor seksueel misbruik van kinderen een vorm van verbale voorzorgs- en/of juridische maatregelen, zoals inwoners die pamfletten verspreiden of burgermeesters die willen dat de gemeente wordt geïnformeerd bij de terugkeer van een veroordeelde. Dit laatste kan worden gezien als discriminatie volgens Corrigan cs.(2003), omdat er een kwaadaardig gedrag en weerstand is tegen personen met een geschiedenis van seksueel misbruik van kinderen.

[…Voorbeelden…]

Bij elkaar genomen laten de verschillende voorbeelden zien hoe retoriek een negatief stereotype van een pedofiel kan geven, als iemand die een gevaar is voor een bepaald gebied. In deze zaken is de pedofiel niet alleen een seksueel misbruiker van kinderen, maar ook iemand die onrust veroorzaakt bij mensen in een bepaalde buurt.

Met dit gegeven, gecombineerd met het feit dat een groot aantal krantenartikelen gebiedszaken betreft in het algemeen, is het interessant om terug te grijpen op Sibley (1995), die beweert dat het huis en de buurt beide ruimten van uitsluiting kunnen zijn. Uitsluiting is duidelijk een vorm van discriminatie (Corrigan cs.,2003), gegeven het feit dat krantenartikelen laten zien dat de buurt een plaats van conflict is tussen inwoners en hen die een geschiedenis hebben van seksueel misbruik van kinderen.

[…]

Daarom, als de thema’s en retoriek die gebruikt worden bij zaken omtrent pedofilie gezien kunnen worden als te doen gebruikelijk, kan dit niet worden geaccepteerd zonder kritisch onderzoek. Het beeld dat wordt gegeven in de kranten is een maatschappelijk wensbeeld dat niet voor waarheid moet worden aangenomen.

4.1D Conflict

Tien artikelen beschreven de moord op een pedoseksueel en 29 beschreven zichtbaar geweld. Het getoonde geweld laat zien dat het niet direct geweld gericht op de persoon is, maar bestaat uit vernielen of in brand steken van zijn bezit, zoals een huis of auto. Een uitzondering van fysiek geweld was tegen de dochter van een veroordeelde pedoseksueel gericht, zij werd in elkaar geslagen vanwege haar vaders situatie.

[…]

De resultaten van de kwalitatieve inhoudsanalyse heeft laten zien dat pedofielen worden weergegeven als pedoseksuelen. De waarheid over pedofielen als gemengde groep met vele identiteiten wordt weggelaten. Zelfs als het grootste deel van de artikelen die gevonden werden in feite betrekking hebben op zaken aangaande pedoseksuelen, zijn ze nog relevant voor het onderzoek, omdat pedofielen en pedoseksuelen als één geheel worden weergegeven. In welke mate pedofielen worden beïnvloed door de stigmatisering, wordt weergegeven in de volgende paragraaf; hier worden interviews weergegeven die gehouden zijn met respondenten.

4.2 Semi-gestructureerde vragen

[…] De interviews dienen beide subvragen te beantwoorden: 

  • “In welke mate kunnen pedofielen hun leven leven?” 
  • en de hoofdvraag “In welke mate is er een conflict door de aanwezigheid van pedofielen in de Nederlandse maatschappij?”

4.2A Identiteiten

In totaal zijn er tien respondenten geïnterviewd, een van hen is vrouw, de andere negen zijn man. De wijze waarop zij leven is erg divers. […]

Seksuele identiteit

Wat pedofilie is, verschilt voor iedere respondent. Voor zeven van de tien is het een gevoel van liefde naar kinderen. Deze respondenten kunnen verliefd worden op een bepaald kind of kinderen. Er is ook een seksuele kant, maar de gevoelens van liefde overheersen.

[…]

Vier respondenten verklaren dat pedofilie iets is waarmee je als persoon geboren wordt. Vier anderen denken dat pedofilie zich ontwikkeld door zowel aangeboren- als ook omgevingsfactoren. Twee anderen twijfelen over hoe het komt. Twee van de tien denken dat het helemaal niet belangrijk is te weten hoe pedofilie ontstaat. Geen van de respondenten denkt dat pedofilie een afwijking is die genezen of veranderd kan worden.

Vier respondenten maken duidelijk dat zij geen problemen ondervonden bij het opgroeien, welke de oorzaak voor pedofilie konden zijn. Twee respondenten hadden negatieve seksuele ervaringen als kind, terwijl een respondent een positieve seksuele ervaring had als kind. Voor hen is het niet duidelijk of deze ervaringen aanleiding zijn tot pedofilie.

Acht respondenten werden zich bewust van hun seksuele gerichtheid in de puberteit, een respondent werd zich bewust van zijn gerichtheid toen hij 12 was, de laatste werd zich pas bewust hiervan na de puberteit. Het bewust worden van iemands seksuele leeftijdsgerichtheid, betekent niet dat deze hiervoor al bestonden; het is alleen zo dat gedurende de puberteit de respondent ontdekt dat zijn seksuele en/of emotionele aantrekkingskracht, of een deel ervan, is gericht op kinderen.

Acht respondenten verklaren dat zij geen seksuele relatie willen met kinderen. Twee van de acht zijn in het verleden veroordeeld voor seksueel misbruik van kinderen. Bij een van hen was het dertig jaar geleden, wegens een overtreding met een jongen. Terwijl de ander tweemaal is veroordeeld voor overtredingen met meerdere kinderen. Beide menen dat hun overtredingen niet nogmaals zullen gebeuren.

Twee respondenten zijn meer open in hun seksuele relatie met kinderen […]. Het moet gesteld worden dat seksuele rechten van kinderen, volgens hen, niet de vorm hadden van penetratie, maar die van seksuele voorlichting en ontwikkeling.

De wijze waarop de respondenten hun seksuele identiteit opvatten, weerspiegelt de wijze waarop Seto (2012), pedofilie beschrijft als seksuele leeftijdsoriëntatie. Hij beweert dat pedofilie de zelfde eigenschappen heeft als andere seksuele geslachtsgerichte oriëntaties (hetero- en homoseksualiteit).

Inderdaad, de respondenten ontdekken hun seksuele oriëntatie op een jonge leeftijd. Ook geldt voor acht van de tien respondenten dat pedofilie een sterk verbonden is met romantische gevoelens. Voorts zijn de respondenten unaniem over het feit dat pedofilie niet genezen kan worden of simpelweg verdwijnt (Seto, 2012).

Volgens Diamond (1995) is seksuele oriëntatie niet altijd hetzelfde zoals iemand zichzelf ziet. Zelfs als respondenten seksueel gericht zijn op bepaalde leeftijden, wil dat nog niet zeggen dat zij zich zien als seksueel actieve pedoseksuelen.

Niettemin, hun seksuele oriëntatie speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling en aanvaarding van hun identiteit. De wijze waarop seksuele identiteit wordt ervaren is niet alleen afhankelijk van persoonlijke ervaringen, maar ook met de verbinding met en mening van anderen. Daarom richt de volgende paragraaf zich op de sociale identiteit van de respondenten.

Sociale identiteit

In deze paragraaf, wordt de sociale identiteit onderzocht in verhouding tot de seksuele identiteit. 

  • In hoeverre zijn de respondenten in staat te spreken over hun seksuele gerichtheid? en:
  • Hoe beïnvloedt dit hun sociale leven? 

De respondenten verschillen voor een groot deel in de wijze waarop zij omgaan met hun sociale omgeving in verhouding met hun seksuele identiteit. In het algemeen kan worden gezegd dat pedofilie als een taboe wordt ervaren. Het taboe beïnvloedt zowel nabije contacten (familie, vrienden) en andere contacten (sociale contacten als werk en kerk).

[… … Voorbeelden van wat respondenten gezegd hebben…]

Uit deze samenvatting kan worden afgeleid dat de sociale omgeving een belangrijke rol speelt in de identiteit van de respondenten.

[…]

Het blijkt dat de respondenten die in staat zijn over hun seksuele identiteit te spreken, zich hier goed bij voelen. Erkenning over wie zij zijn door mensen om hen heen geven hen een gevoel van innerlijke en uiterlijke acceptatie. De respondenten die niet kunnen spreken over hun seksuele identiteit naar anderen, met uitzondering van één, zijn respondenten die zich zeer eenzaam voelen, zelfs als respondenten vrienden hebben en familie waarmee ze hierover spreken, toch voelen zij zich niet geaccepteerd door de samenleving.

De respondenten zijn unaniem over het feit dat het moeilijk is open te zijn over hun seksuele identiteit, omdat het een taboe is. Ze zijn zeer voorzichtig over het spreken over hun seksuele identiteit. Daarom is het noodzakelijk te onderzoeken waarom zij ervaren dat het een taboe is en op welke wijze hun seksuele identiteit problemen geeft in het dagelijks leven. Het overbrugbaar begrip conflict zal dienen als leidend onderwerp in de volgende paragraaf.

4.2B Conflict

Omdat conflicten kunnen opkomen in verschillenden aspecten van iemands leven, is deze paragraaf verdeeld in verschillende typen conflict. De tekst geeft een beeld van bepaalde respondenten voor wie dit conflict relevant is. Zoals eerder gezegd, de wijze waarop conflict een rol speelt in de respondenten hun leven verschilt.

Innerlijk conflict

Voor twee respondenten, is verliefd worden een innerlijk conflict.

[…Uitspraken…]

Twee respondenten ervaren geen innerlijke strijd vanuit hun seksualiteit meer, maar wel tijdens het opgroeien.

[…Uitspraken…]

Wat duidelijk wordt is dat enkele respondenten, aangeven dat hun seksuele identiteit iets is van een strijd met zichzelf. Zij vinden het moeilijk om om te gaan met hun gevoelens. Een interessante aanvulling wordt gemaakt door respondent nummer 4, die beweert dat, hoewel hij zijn seksuele identiteit accepteert, die acceptatie of erkenning wat hij is, niet buiten hem om gezien kan worden.

[…Uitspraken…]

Sociaal conflict

[…Uitspraken…]

In het algemeen kan gezegd worden dat respondenten die open zijn over hun seksuele identiteit, een redelijk positieve reactie hebben gekregen van mensen die zij goed kennen. Maar respondenten voelen zich niet veilig om hierover te spreken, of zij voelen het als onveilig om met bepaalde personen die zij kennen te spreken. De sociale conflicten die opkomen ontstaan meestal vanuit vooroordeel en afwijzing.

Na het bespreken van persoonlijke vormen van conflict, is het noodzakelijk te onderzoeken tot welke grootte er een conflict is op breder nivo. Zijn er aspecten van conflict op respondenten hun leven?

Direct conflict

Er is geen zaak van direct conflict besproken. Toch spreken de respondenten spreken enkele voorbeelden van een mogelijk direct conflict.

[…Feitelijke conflicten, hier samenvattend opgesomd:]

  • Openlijk bekende pedofielen > problemen in de buurt en geen bescherming van de overheid. 
  • “Te schande gezet”door een “pedo-jager” die op een chatlijst actief was > deze informatie is aan zijn werkgever bekent gemaakt > hierdoor heeft hij bij één baan ontslag moeten nemen.
  • Gerechtelijke uitspraak > door de lokale media gepubliceerd > uitgesloten door de lokale buurt, moest verhuizen. Stenen door de ramen. Normaal heeft hij altijd vredig geleefd in zijn omgeving, ook met de lokale politie.
  • Bedreigingen via twitter.
  • Niet fysiek bedreigd maaremotioneel juist wel.

[Tot zover deze samenvatting.]

Geen van de respondenten heeft direct fysiek geweld ervaren, maar respondent nummer 3 heeft psychisch geweld ervaren: het vernielen van dingen die wijzen op de mogelijke aantasting van de persoon of het vernielen van zaken die de persoon lief heeft (Galtung, 1969:170).

Het feit dat alle respondent weten wat respondent nummer 3 is overkomen, dient als voorbeeld voor wat hen kan gebeuren als het gewone publiek zou weten dat zij pedofiel zijn. Dit laatste kan worden gezien als latent geweld, omdat het geweld nog niet plaats heeft gevonden, maar wel zou kunnen gaan plaatsvinden.

De manier die ervoor zorgt dat er een stabiele situatie is zonder uitingen van direct geweld, is slechts het feit dat respondenten hun seksuele identiteit geheim houden voor het gewone publiek en slechts aan hun naasten vertellen. Als die situatie verandert. dan zijn de respondenten wel onzeker over wat dan kan gebeuren, en vragen zij zich af hoe zij direct en zichtbaar geweld kunnen voorkomen. 

Een interessante aanvulling is het feit dat er niet alleen een dreiging van mogelijk geweld is, maar ook dat er geen bescherming is die noodzakelijk is als het geweld zou voorkomen. De zaak van respondent nummer 4 en 5 laat zien dat, of zij het willen of niet, de autoriteiten zijn afhankelijk van de publieke opinie. Aan de andere kant zijn respondenten afhankelijk van de autoriteiten, namelijk of deze hun persoonlijke gegevens met discretie behandelen.

Structureel Conflict

In deze paragraaf bespreek ik belevenissen en gevoelens die een mogelijke aanwijzing zijn voor een structureel conflict. Als eerste is het belangrijk op te merken dat respondenten denken dat het belangrijk is om de kennis over wie hun seksuele gerichtheid kent te beheersen. [….]

Respondent nummer 3 is een uitzondering, omdat hij een zeer bekende pedofiel is op nationaal niveau. Het feit dat respondent een wel bekende pedofiel is, heeft direct gevolgen gehad zodat hij geen werk kan vinden. De overige respondenten kiezen ervoor niet te spreken over hun seksuele gerichtheid op hun werk, omdat zij vrezen te worden ontslagen, of op zijn minst dat er een onaangename situatie ontstaat die niet nodig is.

Op de vraag of zij menen dat zij van hun mensenrechten onthouden worden, antwoorden de respondenten verschillend. In het algemeen voelen zij zich vrij om te gaan en staan waar zij willen en te doen wat ze willen doen. Alleen respondent nummer drie voelt zich beperkt.

Het feit dat de Vereniging Martijn is verboden, verontrust enkele respondenten. Het feit geeft respondent nummer vier het gevoel een tweederangs burger te zijn. Hoewel hij geen lid was en de doelstellingen niet onderschreef, deed het hem werkelijk pijn. Ook zei respondent nummer zes: 

"Ik vind het verbod op de Vereniging Martijn een bijzonder voorbeeld. Niet dat ik de vereniging erg goed vond, maar het feit dat er geen fundamentele uitspraak was om de vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vereniging te waarborgen in deze zaak, terwijl ik de argumenten (voor het verbod) onvoldoende vind, dat is een zeer duidelijk voorbeeld.”

Respondent nummer twee zei: 

"Ik heb op dit moment geen vrijheid van vereniging of vrijheid van meningsuiting, Ik heb beide niet en als het doorgaat zo als nu, heb ik ook geen vrijheid van gedachte, omdat mensen dat ook niet toestaan. Ik mag, omdat ik verschil met anderen, door velen gezien worden als een dier. Dus eh..., het mag dan wel niet officieel bij wet zo zijn dat ik bij voorbaat al veroordeeld ben, zo zit het in elkaar. In de praktijk werkt het zo.”

Het feitelijk verschil tussen wetgeving en de dagelijkse praktijk, werd ook gemaakt door respondent nummer vier. […]

Respondent nummer 5: 

“Natuurlijk is er vrijheid van meningsuiting, maar je wordt er wel voor mishandeld. Wettelijk is het recht er, maar in de praktijk is het eenvoudig onmogelijk.”

[…] Respondent nummer 1 vertelt: 

“Andere seksuele gerichtheden worden door de wet beschermd, de onze niet. Het ligt te gevoelig, de tijd is nog niet rijp.”

Deze visie kan worden gekoppeld aan Seto(2012), die aangeeft:

Anti-discriminatie-wetten en -beleid die betrekking hebben op seksuele gerichtheid, hebben een impliciete notie dat men verwijst naar seksuele geslachtsgerichtheid. Wat zou er gebeuren als men het zou verbreden met seksuele leeftijdsgerichtheid, zoals pedofilie?”(Seto, 2012: 232).

Het bovenstaande kan ook gekoppeld worden aan Galtung (1969) en zijn theorie over structureel geweld. Er is geen direct geweld of persoonlijk geweld uitgeoefend door een persoon, maar het geweld is er, indirect. Dit houdt in dat het geweld is ingebed in structuren en zich uit door ongelijke macht en uiteindelijk ongelijke levenskansen (Galtung, 1969: 170,171).

Het zou niet juist zijn te stellen dat de respondenten structureel geweld dagelijks ervaren. Toch, bij respondent nummer 3 is dat wel het geval, omdat zijn leven dramatisch veranderde sinds hij zich openbaar bekend maakte als pedofiel. […]

De andere respondenten voelen dat met het verbod op de Vereniging Martijn, de vrijheid van vereniging is ontnomen, en dat op oneigenlijke gronden. Het werd ervaren als een persoonlijke verbanning van het bijeenkomen van pedofielen in het algemeen.

Het feit dat pedofilie een onderwerp is dat in het algemeen moeilijk bespreekbaar is in het publieke domein, laat ook het feit zien dat respondenten spreken van onvoldoende professionele hulp gericht op pedofilie. Daarom komt er een aparte paragraaf hieronder.

Professionele hulp

Een belangrijk punt kan worden toegevoegd aan het thema van structureel geweld  is de mogelijkheid om professionele hulp te krijgen wanneer dat nodig is. Ook hier is privacy erg belangrijk.

Volgens respondent nummer 1 is het moeilijk om professionele hulp te krijgen vanwege het feit dat hij niet zeker is of zijn dokter kan worden vertrouwd om zijn beroepsmatige geheimhouding in acht te nemen. Hij bezocht één maal een psycholoog: 

“ Het heeft zes sessies geduurd voordat ik mij uit kon spreken. In het begin onderzocht ik de werkwijze. Ik wilde niet bekend worden bij mijn verzekeringsmaatschappij als pedofiel. Ik heb het mijn dokter niet verteld. Ik vind het moeilijk om zo heimelijk te doen. Ik heb een goed leven nu, maar alle pubers op voortgezet onderwijs, kunnen er niets mee.”

Ongeveer hetzelfde zegt respondent nummer 10; deze vond het behouden van privacy een moeilijk punt. Hij had een verwijsbrief van zijn dokter nodig om sessies bij StopItNow! verzekerd te krijgen. Gelukkig bewaarde de behandelaar zijn verwijsbrief in een persoonlijk archief. […]

Respondent nummer 10 heeft hulp gehad van twee therapeuten en heeft nog steeds therapie via Stop it Now. Hij is hier positief over, hoewel het moeilijk te krijgen was. 

Vijf respondenten hebben negatieve ervaringen toen zij professionele hulp vroegen. 

Respondent nummer 1 vermeld dat de psychiater die hij bezocht toegaf dat hij geen ervaring met pedofilie had. In zijn opleiding had hij er maar enkele pagina’s over gelezen. Voor deze respondent is het gebrek aan kennis een risicofactor om professionele hulp te vragen.

Respondent nummer 2 heeft ervaren dat zorgverleners blijk geven van begrip en steun, maar dat zij niet weten hoe om te gaan met pedofilie, omdat er te weinig kennis over is.

Respondenten nummers 8 en 9 hebben ook een gebrek aan begrip(kennis) ervaren.

Respondent nummer 8 bezocht haar dokter op een moment waarin ze geestelijke problemen had.
Maar de dokter sprak niet met haar over haar gevoel, maar de dokter waarschuwde haar dat ze niet naar douchende kinderen moest kijken of iets dergelijks. Iets wat ze ook niet wilde doen. De dokter heeft er geen verder gesprek meer over gevoerd.

Respondent nummer 9 vroeg hulp bij Elios, een kerkelijke geestelijke gezondheids instelling, maar zij hielpen hem niet omdat hij niet in staat was zijn gevoelens en gedachten onder woorden te brengen. Hij schreef het op in een brief, maar dat werd geweigerd. Hij moest er over spreken. De respondent vertrok hierop. Dit gebeurde voordat hij daadwerkelijk seksuele schending beging.

Een andere wijze waarop professionele hulp geen succes heeft, is als hulpverleners de patiënt willen genezen.

[…Voorbeelden…]

Na zijn veroordeling heeft respondent nummer 9 therapie gekregen in een forensisch psychiatrisch behandelcentrum De Waag.

“Goed, ze zeggen dat we heteroseksueel zijn en dat ik ga denken als een heteroseksueel.
[…] Dus, ga je antwoorden geven die ze graag willen horen, En dan slaag je voor je therapie met vlag en wimpel. Terwijl ik helemaal geen enkele vorderingen had gemaakt. Het was een grote vergissing."

Zijn tweede therapie, na een tweede veroordeling, ook bij De Waag, maar een andere locatie. Dat was wel behulpzaam. Hij was in staat zijn fouten te begrijpen en zijn gevoelens te accepteren zodat hij er mee om kon gaan.

Respondent nummer 7 is positief over de hulp die hij gehad heeft. Hij bezocht een therapeut gedurende zijn studie, na zijn huwelijk en na zijn veroordeling. Die laatste therapie was individueel en vrijwillig, toch duurde het nog 5 jaar.

[..]

Respondenten nummer 4 en 6 hebben nooit professionele hulp gezocht.

Respondent nummer 4 bezocht de NVSH-groep een aantal keer toen hij rond de dertig was. Terug kijkend was professionele hulp wel wenselijk geweest tussen de 16 en 21 jaar. Hij kreeg die hulp niet, daarom had hij geen idee wat mogelijk was en of het toegestaan was. Hij zou het zij ouders hebben moeten vertellen omdat die de rekening gingen betalen.

Respondent nummer 6 bezoekt nog steeds de NVSH zelfhulpgroep en is er erg positief over.

De laatste ontwikkeling op het gebied van professionele hulp voor pedofielen is de anonieme telefoonlijn Stop it now!

Drie respondenten geven duidelijk aan dat Stop it now! Een organisatie is die kindermisbruik wil voorkomen, maar die niet wil helpen pedofielen te leren omgaan met hun gevoel en hun leven.

Respondent nummer 4 doet het een dadertherapie; volgens hem is deze niet geschikt voor mensen zoals hij die zich afvragen: Wat is mijn perspectief, kan ik gelukkig worden met deze geaardheid? Hoe kan ik omgaan met deze gevoelens zonder de wet te overtreden?

Volgens respondent nummer 2 is het de verkeerde benadering. Aan de andere kant begrijpt hij de houding van Stop it now wel: als zij voor hulp aan pedofielen pleiten zou dat voor hen tot problemen leiden. 

De respondenten en hun ervaring met professionele hulp geven het beeld dat de professionele geestelijke gezondheidszorg wordt beïnvloed door de algemene opinie van de pedofiel als seksueel dader. Pedofilie blijkt een taboe (onbespreekbaar) onderwerp omdat bij de behandelaars de kennis ontbreekt.

Ook de organisatie die is bedoeld om pedofielen te behandelen, de telefoonlijn Stop it Now! blijkt een organisatie die de samenleving wil beschermen tegen pedofielen en niet andersom. Vanuit die hoek komt de hulp aan pedofielen. Zelf als de respondenten zich bewust zijn van de goede bedoelingen, is het beeld over Stop it now! een lastig te benaderen organisatie.

De organisatie die onder de respondenten het hoogst gewaardeerd wordt is de zelfhulpgroep JON van de NVSH.

Niettemin hebben respondenten gemerkt dat er kleine veranderingen gaande zijn  in de professionele hulp.

Seto(2012) erkent dat het debat over de exacte aard van pedofilie belangrijk is omdat het ver rijkende misvattingen met grote gevolgen voor individuen kan wegnemen. Gezien vanuit verschillende kanten is het belangrijk te weten of pedofilie wel of niet een seksuele geaardheid is. Op het gebied van behandeling kunnen de antwoorden benaderingen aangeven over testen, voorspellingen en behandelingen (Seto, 2012).

De resultaten zoals hier weergegeven kunnen aan het idee aanreiken dat het noodzakelijk is voor professionelen in de geestelijke gezondheidszorg om de maatschappelijke vooroordelen los te laten, om zo kennis te verkrijgen over pedofilie en hoe pedofielen geholpen kunnen worden als dat nodig is.

Media

Alle respondenten zijn het eens over het feit dat de media een vals beeld geven van pedofielen. 

  • (1) De respondenten beweren dat de media pedofielen stigmatiseren als slechte mensen.
  • (2) De respondenten beweren dat de media verkeerde woordkeuze gebruiken waardoor het publiek denkt dat alle pedofielen kinderverkrachters zijn.

De media zijn sensationeel en niet neutraal. […]

Een kanttekening van enkele respondenten is dat niet alle media hetzelfde zijn. Enkele hebben correct woordgebruik. Op de vraag op welke wijze de media hun persoonlijk leven beïnvloeden werd verschillend geantwoord.

[…Voorbeelden en uitspraken…]

Een neveneffect van het laten zien van pedofiele op een negatieve wijze is dat jonge mensen die beginnen hun pedofiele gevoelens te ervaren, nooit de mogelijkheid krijgen om te weten dat er vele pedofielen zijn die een normaal leven leiden.

Respondent nummer 5 herinnert zich dat toen hij jong was de media een negatief beeld gaven van mensen die hetzelfde voelen als hijzelf. Hij hoorde en las alleen over seksueel misbruik van kinderen.

Volgens Janhnke c.s. (2015) is pedofilie geassocieerd met criminaliteit (seksueel misbruik van kinderen) op een wijze die leidt tot discriminatie, en wel in de vorm van sociale afstand, wat zich uit in het afwijzen van mensen met het stigma pedofilie op diverse niveaus van persoonlijk contact (Jahnke c.s., 2015). 

De voorgaande resultaten geven dus aan dat het stigma pedofielen persoonlijk beïnvloedt. 

[…]

5 Conclusie

Het doel van dit onderzoek was het bepalen van de aanwezigheid en grootte van een conflict door de aanwezigheid van pedofielen in de Nederlandse samenleving. Twee bijvragen werden geformuleerd om de hoofdvraag te beantwoorden.

  • Als eerste de vraag: wat is het betoog aangaande pedofilie in de Nederlandse samenleving? Dit moest beantwoord worden door kwalitatieve inhoudsanalyse.
  • Als tweede de vraag: Op welke wijze zijn pedofielen in staat hun leven te leven? Dit werd beantwoord door diepte-interviews met mensen die zichzelf als pedofiel erkennen.

De kwalitatieve inhoudsanalyse heeft laten zien dat in de vier kranten die werden geanalyseerd het woord pedofiel bovenmatig wordt gegeneraliseerd omdat het uitwisselbaar wordt gebruikt om zowel pedofielen als mensen die verschillende vormen van seksueel misbruik van kinderen hebben gepleegd aan te duiden.

In de praktijk zijn pedofilie en pedoseksualiteit niet gelijk aan elkaar, omdat niet iedere pedofiel een pedoseksueel is en niet iedere pedoseksueel pedofiel is. De schatting is dat 50 tot 95% van het kindermisbruik gebeurt door oorzaken van geestelijke problemen of –afwijkingen, in plaats van de seksuele oriëntatie pedofilie (Lautman, 1995; Seto, 2008). De kranten presenteren dit genuanceerde beeld nauwelijks en geven een gegeneraliseerd beeld van pedofielen als criminelen.

Het over-generaliseren van het woord pedofiel in een negatieve context leidt tot stereotypering en stigmatisering. Als gevolg hiervan ontstaan er negatieve verwachtingen over pedofielen dat leidt tot negatieve emotionele reacties. Deze reacties kunnen leiden tot discriminatie in de vorm van uitsluiting, boosaardig gedrag en het onthouden van hulp (Corrigan c.s, 2003).

De media hebben een vertoog gehouden dat angst creëert in de samenleving. Niet alleen door over-generalisatie, maar ook door met weglaten van kennis over pedofilie. De samenleving hoort alleen dat zij pedofielen moeten vrezen en dat maakt dat zij zichzelf willen beschermen (Hamelink,2011).

Op welke wijze beïnvloedt dit beeld de mensen die moeten omgaan met dat negatieve stereotype en stigma op een dagelijkse basis? Dit is in het tweede deel onderzocht door diepte-interviews.

Het beeld van pedofielen dat naar voren kwam in de kwalitatieve inhoudsanalyse komt overeen met de ervaringen van de respondenten over de media. Zij vinden dat de media hen voorstellen als slechte mensen. Zij zijn niet in staat zichzelf te herkennen in het beeld dat de media van pedofielen schetsen. Dit stigma beïnvloedt hen persoonlijk omdat het hen zich onzeker en niet geaccepteerd doet voelen.

Stigmatisering heeft ook gevolgen op andere niveaus. Op het niveau van de oppervlakte zijn respondenten in staat een redelijk ordelijk leven te leiden zoals zij willen. Structurele moeilijkheden komen boven wanneer we dit koppelen aan zaken in een grotere context van confliktonderzoek.

De respondenten ervaren structureel geweld in die mate dat, als zij bekend zijn als pedofiel, er een groot risico is op uitsluiting op sociaal-, arbeids- en woonruimte-niveau. Zij zouden lijden onder ongelijke kansen in het leven (Galtung,1969).

Een respondent die algemeen bekend is, ervaart niet alleen uitsluiting, maar ook psychologisch geweld in de vorm van bedreiging en vernieling van persoonlijke eigendommen of inbreuk in de persoonlijke levenssfeer. De respondent dient als een voorbeeld van dit alles. Niet alleen in dit onderzoek, maar belangrijker in de geestelijke bewustwording van andere respondenten. Het zich bewust worden van mogelijk structureel, psychologisch en zelfs fysiek geweld leidt tot het ervaren van latent geweld. Zelfs als het geweld niet aanwezig is of gezien wordt, het feit dat dit gemakkelijk kan gebeuren, vormt een grote inbreuk op hun  leven (Galtung,1969).

Voor respondenten wordt latent geweld zichtbaar door het feit dat zij zeer voorzichtig zijn over wie weet dat zij pedofiel zijn. Dit beïnvloedt de wijze waarop zij relaties aangaan en hebben.

Op een breder niveau betekent de noodzakelijke privacy van respondenten inzake hun seksuele identiteit, dat het problemen geeft wanneer zij professionele hulp of bescherming zoeken, omdat dit niet anoniem gedaan kan worden.

Concluderend: in welke mate is er een conflict door de aanwezigheid van pedofielen in de Nederlandse samenleving?

Vanuit het theoretisch raamwerk kan worden geconcludeerd dat pedofilie een conflict in zichzelf is, omdat over de definitie gedebatteerd wordt en omdat deze verandert door de tijd heen. Pas recentelijk is pedofilie geaccepteerd als een normale seksuele oriëntatie gericht op leeftijd.

Pedofilie is in conflict met de maatschappij, omdat het vertoog over pedofilie uitdraait op negatieve stigmatisering. De maatschappij worstelt met angst door de stigmatisering van pedofielen, wat leidt tot een negatieve emotionele reactie.

De verandering naar een meer negatief beeld van pedofielen (Hekma,2013) kan worden verklaard door te verwijzen naar de theorie over moralisatie en verantwoordelijkheid van de burger in de Nederlandse maatschappij.

  • Enerzijds: als burgers de dominante normen en waarden in de maatschappij volgen en zij actief betrokken zijn bij het verkrijgen ervan, kunnen zij worden geaccepteerd als burger (moralisatie).
  • Anderzijds: de maatschappij vindt dat het individu verantwoordelijk is om fundamentele waarden te beschermen en er naar terug te keren. (verantwoordelijkheid van de burger) (Schinkle&Van Houdt, 2010).

Op maatschappelijk niveau is er een effect dat mensen zichzelf willen beschermen in hun ruimte en de mensen in hun ruimte door anderen uit te sluiten die een dreiging vormen. Het vertoog dat gevonden werd in kranten geeft die dreiging weer.

Op een persoonlijk niveau is het voor pedofielen moeilijk om zich geaccepteerd te voelen in de Nederlandse maatschappij. Zelfs als hun gedrag de maatschappij niet bedreigt, wordt hun seksuele identiteit als een bedreiging gezien. Zij zijn niet in staat te voldoen aan de dominante waarden van de Nederlandse maatschappij (Meyer, 1995; Schinkel&Van Houdt). 

Zolang pedofielen hun seksuele identiteit geheim houden, ervaren zij latent geweld: geweld dat zich niet manifesteert maar gemakkelijk kan gaan gebeuren. Dit vanwege het feit dat, als hun seksuele identiteit bekend wordt, het waarschijnlijk is dat zij

  • structureel geweld in de vorm van uitsluiting ervaren; 
  • psychisch geweld in de vorm van bedreiging ervaren, bijvoorbeeld vernieling van persoonlijk eigendom of leefruimte; en 
  • direkt geweld ervaren in de vorm van fysiek geweld (Galtung,1969).

Het feit dat pedofilie zulk een taboe is, leidt tot een gebrek aan kennis, niet alleen in de maatschappelijke opinie en reacties, maar ook in de geestelijke gezondheidszorg en andere instituties die moeten omgaan met pedofielen.

Voor pedofielen is het in contact komen met organisaties die bestaan om te helpen of te beschermen een te groot risico om te nemen. De verspreiding van kennis over, echt contact met en begrip van, kan de barrières van wantrouwen doorbreken (Valentine,2008).

Angst, negatieve stereotypering, stigmatisering en moreel paniek leiden alle tot uitsluiting, terwijl het noodzakelijk is voor pedofielen en de maatschappij om zich geaccepteerd en opgenomen te voelen. Uiteindelijk delen mensen meer overeenkomsten met elkaar dan verschillen. Ze moeten het wel willen horen.

6 Discussie

Het verzamelen van informatie en het trekken van conclusies heeft verschillende beperkingen. De lezer moet voorzichtig zijn in het maken van generalisaties, gebaseerd op dit onderzoek omdat het slechts gebaseerd is op een analyse van vier kranten en tien respondenten. Daarom moet men zich ervan bewust zijn dat er andere media zijn die een ander vertoog weergeven.

In de kwalitatieve inhoudsanalyse viel het buiten de opzet van dit onderzoek om  gebruik te maken van andere zoektermen dan  ‘pedofiel” Omdat het aantal gevonden items erg groot was. Als men dit onderzoek wil herhalen, lijkt het verstandig om minder jaren te kiezen voor analyse en meer verschillende woorden te onderzoeken. 

Ook was het in de beschikbare tijd voor dit onderzoek slechts mogelijk een gering aantal respondenten te vinden, vanwege de gevoeligheid van het onderzoeksonderwerp.

Ook kan de gevoeligheid en conflicterende aard van het onderwerp in het interview geleid hebben tot politiek correcte antwoorden. Misschien hebben respondenten zich verplicht gevoeld terughoudend te zijn over enkele elementen van hun leven of mening.

Niettemin geloof ik in de oprechtheid van de respondenten en vind ik hun gedrag erg dapper. De tien respondenten die bereid waren om te worden geïnterviewd kunnen niet als representatief worden gezien voor de gehele groep pedofielen in Nederland. De groep pedofielen is te verschillend omdat er zoveel pedofielen zijn die niet dezelfde seksuele oriëntatie hebben als de anderen. Daarom is het moeilijk een volledig beeld te hebben van hoe zij zijn. De vrees voor negatieve reacties en de onzekerheid of aan mij als wetenschapper hun persoonlijke verhalen kunnen worden toevertrouwd, maakt het moeilijk om in een onderzoek zoals dit te komen.

Als laatste beperking van het onderzoek geldt het feit dat als iemand anders de informatie-analyse zou herhalen, hij of zij tot een andere uitkomst kunnen komen. Zelfs als de onderzoeker probeert zo objectief mogelijk te zijn, de kwalitatieve inzameling en interpretatie van de informatie is zeker, en in bepaalde mate, persoonlijk.

Andere onderzoekers kunnen verschillende uitkomsten hebben met het herkennen van de hoofdthema's in krantenartikelen uit de kwalitatieve inhoudsanalyse. Omdat ik geen gebruik maak van een gestructureerd interview, maar de respondenten en ikzelf vrijelijk hebben gesproken over de onderwerpen in het interview, zou een andere onderzoeker andere interview-resultaten krijgen.

Met dit onderzoek heb ik de uitdaging opgenomen om het thema pedofilie in de Nederlandse maatschappij te verbinden aan conflictonderzoek. De reden voor deze keuze, was dat ik zaken rond pedofilie wilde plaatsen in een breder sociaal wetenschappelijk perspectief.

Als toevoeging, en niet de onbelangrijkste, vermeld ik dat ik denk dat het belangrijk is om een conflict niet als een smal statisch, maar meer als een breed en veranderlijk begrip te zien. Hiermee kan conflictonderzoek behulpzaam zijn om geweld te analyseren, niet alleen zichtbaar geweld, maar ook geweld dat meer structureel, cultureel en latent is (Galtung,1969).

Dit onderzoek heeft geleid tot meerdere inzichten die nog niet eerder in andere literatuur te vinden was. Dit onderzoek haalt pedofilie uit de taboesfeer naar op zijn minst het wetenschappelijk nivo.

Er is ook voor te pleiten om te denken aan praktische oplossingen voor zaken aangaande pedofilie. Het feit dat het moeilijk is voor respondenten om bescherming of professionele hulp te vragen, vanwege de breuk in privacy, is een lastig onderwerp. Het is iets dat zou moeten veranderen, omdat het zowel pedofielen als anderen in gevaar brengt, als zij niet voldoenden bescherming en hulp krijgen.

Om meer kennis te verkrijgen over wat pedofilie inhoudt en om het vooroordeel, van organisaties die in contact komen met mensen met pedofiele gevoelens weg te nemen, dat is toch het minste wat mogelijk moet zijn.

In lijn hiermee is het interessant om aanvullend onderzoek te doen bij deze organisaties die in staat moeten zijn om personen met pedofiele en pedoseksuele gevoelens voldoende te behandelen.

  • Op welke gebieden is er een tekort aan kennis? 
  • Hoe kunnen we die kennis aanvullen?

Verder zou het een goed hulpmiddel zijn om uit te vinden welke mogelijkheden er zijn om verenigingen als de NVSH en de zelfhulpgroep te versterken en te beschermen. Op die wijze krijgen pedofielen de hulp die zij nodig hebben. Verbeteringen die kunnen zorgen om het conflict te helpen voorkomen is het verspreiden van kennis over pedofielen. Dit onderzoek is een deel hiervan.

Meer kennis moet helpen de samenleving begrip te verkrijgen en minder angstig te zijn. Het zou als professionele hulp helpen in de begeleiding van pedofielen, als zij dat nodig hebben. In andere organisaties kan de bewustwording van wat pedofilie is en dat er niet een specifiek type pedofiel is, helpen hen te helpen en te beschermen.

Literatuurlijst 

Bijlagen - zie origineel (engelstalig) verslag: PDF-bestand.

Start ] Omhoog ]