[ Start ] [ Omhoog ]
Onderzoek
Inhoud - Alfabetisch
op auteur
Over de
onderzoeken van Rind, Bauserman & Tromovitch
Deze artikelen staan op een aparte pagina
Anoniem, Vriend
of vijand? Over pedofilie en pedoseksualiteit; Scriptie, 2005
|
JON
|
Veel pedofielen gaan op
maatschappelijk verantwoorde wijze met hun gevoelens om en zullen dan ook
nooit een kind schade berokkenen. Helaas wordt er aan deze groep pedofielen
nooit aandacht besteed in de media. Ik hoop dan ook met deze scriptie een
ander beeld te hebben geschetst van de pedofiel en dat mensen zelf gaan
nadenken in plaats van de media te volgen.
|
Andriette,
B., Rossen, B. & Schuijer, J., Het
seksuele gevaar
|
In: 'Het
seksuele gevaar voor kinderen Mythen en feiten' onder redactie van Benjamin
Rossen en Jan Schuijer, Amsterdam, 1992.
|
De hier[...]beschreven
gebeurtenissen speelden zich af tegen de achtergrond van een meer algemene
discussie over seksuele contacten tussen volwassenen en jeugdigen die onder
de bevolking, in de wetenschappelijke wereld en de bij de overheid werd
gevoerd. Deze discussie leverde verklaringen voor de gedane beweringen over
seksueel misbruik en bood tevens een basis voor overheidsoptreden.
Het ging in deze discussie over de frequentie van genoemde
contacten
(deze zouden veel en wellicht zelfs steeds meer voorkomen), de gevolgen voor de jeugdige
(steevast zwaar traumatiserend en leidend tot levenslange psychische
handicap) en de aard van de betrokken
volwassenen (een onmiskenbaar pathologisch type, de "pedofiel",
een begrip dat in de Amerikaanse verbeelding een buitengewoon
huiveringwekkende strekking kreeg).
|
Beek,
Eric van & Dokkum, Nyke:
Samenvatting
onderzoek: Jongeren
met pedofiele gevoelens;
November 2015
Behoeftepeiling rond informatievoorziening,
voorlichting en hulpverlening voor jongeren met pedofiele gevoelens,
onder pedofiele jongeren en enkele volwassen pedofielen
|
JON
|
Wat
jonge (en oudere) pedofielen vooral missen, is iets lezen over pedofilie
dat neutraal of positief is. Ze willen niet steeds het gevoel krijgen
een dader, gek of tikkende tijdbom te zijn. Bovendien willen ze meer
lezen over het duidelijke verschil tussen pedofiel of pedoseksueel zijn:
twee verschillende thema's die vaak onterecht door elkaar worden
gebruikt. Dit creëert niet alleen een verkeerd maatschappelijk beeld
maar ook een negatief zelfbeeld, zeker bij een zichzelf ontdekkende
pedofiel.
Hulp en informatie
uit lotgenotencontact, zowel online als fysiek, geeft ze het gevoel niet
alleen te zijn, zichzelf en hun verhaal te herkennen en zichzelf te
leren accepteren en te erkennen als persoon. Ze willen namelijk niet
alleen als pedofiel maar vooral als mens (h)erkend worden.
Er bestaat behoefte aan zowel praten met
lotgenoten als gedegen professionele hulp, iemand die je begrijpt als
mens, je met praktische zaken helpt en praktische antwoorden geeft op
identiteitsvragen.
Een combinatie van beide (...) zou een
goede optie zijn. Niet alleen voor jongere pedofielen, maar ook voor de
al wat oudere. Overleg hierover tussen professionals en
lotgenotenorganisaties is reeds gestart.
|
Bernard,
Frits, Vooroordelen in sexualibus
|
Info,
RVSH,1997
|
De mens neigt
er van nature toe vooroordelen te ontwikkelen. Het vooroordeel krijgt een
gemakkelijke kans, ook of juist in sexualibus. De mens heeft immers
de neiging te generaliseren en zogenaamde stereotypieën, of anders
gezegd, ongedifferentieerde categorieën, te vormen; bijvoorbeeld:
'de jeugd van tegenwoordig Is gemakzuchtig'. De werkelijkheid wordt
vereenvoudigd en in een soort foto samengevat. Heel algemeen zou men
kunnen zeggen, dat een vooroordeel een oordeel Is dat men velt zonder objectieve
criteria en dat later niet geverifieerd en gecorrigeerd wordt. Het Is
een schijnoordeel dat meestal negatief is.
|
Bernard,
Frits, Pedofilie - psychiatrische
aspecten
|
Info,
RVSH, 1997
|
Meer dan
twintig jaar geleden publiceerde ik in het Duitse vakbad SEXUAL- MEDIZIN,
Medical Tribune, nummer 4, 1975, een uitgebreider verslag naar aanleiding
van een door mij verricht empirisch onderzoek. In dat artikel [...]
waarschuwde ik toen al voor de mogelijke gevolgen van vervolging en
onderdrukking. Nu, anno 1997, [...] is deze waarschuwing actueler dan ooit.
Vandaar dat ik hieronder nog eens een korte samenvatting geef van de
destijds door mij opgestelde thesen.
|
Brongersma: Tekst over en van Dr Edward Brongersma - Door dr Frans E.J. Gieles - met citaten van Brongersma
aspecten
|
Boek & JON
|
(1) Over Edward Brongersma
Edward werd geboren op 31 augustus 1911, hij stierf op 22 april 1998, somber en eenzaam ... met behulp van euthanasie, waarvoor de arts later schuldig werd verklaard. Hij kon de ontluistering van het verblijf in een ziekenhuis niet langer dragen. Al even erg was de ontluistering vanwege het feit dat hij voordien uit zijn villa in Overveen heeft moeten vluchten vanwege aanvallen van buitenaf, stenen door de ruiten en al zo meer.
(2) Citaten uit zijn boek "Jongensliefde" de passage "Verklaringen voor jongensliefde"
"Kunnen we ... werkelijk beweren dat dit gevoel, 'iemand houdt van me', het kind zal beschadigen, traumatiseren? De literatuur over criminaliteit en geestelijke storingen staat bol van verhalen over opgroeiende jongeren en volwassenen die in hun jeugd gespeend bleven van die ervaring 'iemand houdt van me'."
(4) Citaten uit de passage "Verklaringen voor jongensliefde"
“Volkomen belachelijk is het om pedofilie te verklaren als gevolg van angst voor een volwassen partner. [… …] Positieve liefde kan nooit geboren worden uit angst, en het is nu juist een het overheersen van een positieve liefde dat een man tot jongensminnar bestempelt.”
(3) De tekst hiervan in een .pdf bestand
|
F. Bruinsma: De
pedofiele relatie
|
in: Handboek kinderen en adolescenten, 19 januari
1993
|
Als een hulpverlener wordt geconfronteerd met een
pedofiele relatie, dan is het zijn eerste taak te luisteren naar alle
betrokkenen: de pedofiel, de jongere en diens omgeving. De belangen van de
partijen kunnen verschillend zijn. Daarom is in eerste instantie van belang
welke betekenis de jongere zelf heeft gehecht en ook nu nog hecht aan het
pedofiele contact.
In vrijwel het gehele artikel wordt 'de
pedofiele relatie' ingevuld als 'een seksuele relatie' Dat klopt niet: in
relaties waarin de volwassene bij zichzelf pedofiele gevoelens erkent, is
lang niet altijd sprake van seks. Beide begrippen vallen niet samen. Je
hebt pedofiele relaties en contacten met en zonder seksualiteit, je hebt
pedoseksuele relaties of contacten met of zonder pedofiele gevoelens.
Bruinsma noemt het onderscheid wel even, maar schrijft het gehele artikel
over 'pedoseksuele relaties' en wel onder de titel 'De pedofiele
relatie'.
|
Citaten uit
Cash, Brian Martin; Zelfbeeld, seksuele ontwikkeling en welzijn van mensen die zich tot kinderen aangetrokken voelen - een oriënterend onderzoek. Master scriptie (thesis) -
Augustus 2016 |
Faculty of the Graduate School of Cornell University
|
Het meeste onderzoek naar de seksuele voorkeur voor jonge kinderen en
adolescenten is verricht vanuit de visie hierop als een pathologisch verschijnsel en
heeft klinische en forensische groepen als steekproef gebruikt.
Dit onderzoek wil voorkeur voor kinderen zien als een seksuele oriëntatie. Het
gebruikt dan ook als steekproef een groep mensen die zich aangetrokken voelen tot
kinderen, verkregen via internet (N=160). Van de deelnemers is hun seksuele
identiteit, hun seksuele voorkeur, hun openheid hierover en hun welzijn onderzocht.
De resultaten geven aan dat mensen die zich aangetrokken voelen tot kinderen heel
verschillende ervaringen hebben, maar ook komen er gemeenschappelijke thema’s
naar boven en worden deze besproken. Ten aanzien van hun gevoel van welzijn:
mensen die zich aangetrokken voelen tot kinderen ervaren in het algemeen meer
eenzaamheid en een lager gevoel van eigenwaarde in vergelijking met van het
algemeen gemiddelde. Positief ervaren openheid in deze en het tevens ervaren van
een bepaald niveau van aantrekking tot volwassenen resulteren in minder
eenzaamheid. Een relatief grotere acceptatie van seks tussen volwassenen en
kinderen bleek samen te gaan met een hoger gevoel van eigenwaarde. In het
algemeen gaven de bevindingen gegronde redenen om voorkeur voor kinderen te
zien als seksuele oriëntatie.
|
Enkele
passages uit:
Deetman, Commissie -; Rapport 2011:
Seksueel misbruik
van minderjarigen in de Rooms-katholieke kerk
- Opmerkingen vooraf - JON
- Uit deel 1:
- Uit de inleiding: definitie
- Uit hoofdstuk 8:
Bevindingen en
aanbevelingen
- Uit deel 2:
- Hoofdstuk 3:
Schuivende panelen - Een achtergrondstudie
naar wereldlijke en kerkelijke ontwikkelingen rond om seksueel
misbruik van minderjarigen binnen de Rooms-Katholieke Kerkprovincie
(1945-2010) - Dr. R.S.B. Kool
- Hoofdstuk 4:
De ‘Woodstock-defense’
en seksueel misbruik van minderjarigen in de Nederlandse
Rooms-Katholieke Kerkprovincie - dr.
H.P.M. Kreemers
- Hoofdstuk 10: De consequenties van seksueel misbruik van minderjarigen
- Drs. N.J. Nicolaï
|
Wim Deetman, Nel Drayer, Pieter Kalbfleish,
Harald Merckelbacu, Marit Monteiro & Gerard de Vries
Balans, 2011
|
[JON: ....] Het is een gedegen onderzoek, waarvan de
bezoeker van deze site zeker kennis moet nemen. Het is niet alles goud wat er
blinkt; er zijn overduidelijk ook misstanden te melden: contacten en relaties
die de toets der kritiek niet kunnen doorstaan, die niet hadden mogen
voorkomen. Vooral van de vaak zeer negatieve gevolgen ervan, daar moet de
lezer zeker kennis van nemen. [...]
|
Gieles, Frans; Als pedofiel geboren?
|
JON,
28 juni 2015
|
Op 11 juni 2015 meldde het Algemeen
Dagblad:
'Steeds
meer bewijs dat pedofilie al in baarmoeder ontstaat' ... Hiervan blijkt
niet veel te kloppen, evenmin als van het artikel in The Telegraph (UK), waarop
het AD zich baseert.
Dus kijken we eens naar het oorspronkelijke artikel. Hiervan wordt eerst een
begrijpelijke samenvatting gegeven, gevolgd door links naar het
oorspronkelijke artikel, waarna commentaar op het artikel, een
onderzoeksrapport, dus op het onderzoek zelf, wordt gegeven.
Hierover valt nogal iets te zeggen: over de veel te kleine en beslist niet
aselecte steekproef, over het gebruik van begrippen, over het reductionisme
enerzijds en de veel te brede conclusies anderzijds, en over het
onderliggende model, te weten het gedragswetenschappelijke model.
Met behulp van een bioloog wordt besproken wat er nu wel in aanleg
gegeven kan zijn: vermogen tot en neiging tot sensitiviteit, maar later gedrag
valt hieruit nooit te voorspellen.
Een Epiloog besluit het artikel. De schrijver richt zich hierin tot de
mensen met pedofiele gevoelens en tot de samenleving.
|
Gieles,
Frans, Over
recidive gesproken
|
OK Magazine 70, okt. 1999
|
Een meta-analyse besproken.
13,4% Recidiveert, niet dus 30 of 90% zoals werd beweerd.
|
Gieles,
Frans, Recidive: mythe en cijfers
|
VN 23
oktober 2004
|
Joshua Livestro schrijft in VN van 16 oktober jl:
"Cijfers uit de verenigde Staten leren dat meer dan negentig procent
van alle veroordeelde pedoseksuelen vroeg of laat voor een pedoseksueel
incident veroordeeld zal worden. Bijna zes op de tien gaan tijdens hun
proefverlof opnieuw in de fout."
Dit is niet wel erg politiek correct,
maar het is alleen niet waar, het is een harnekkige mythe die tot in de
psychiatrische rapporten en de rechtszalen doorgedrongen is. Cijfers uit
Nederland, de VS en vele andere landen leren anders.
|
Gieles,
Frans, Leiden plaatjes tot andere daden?
|
2018
|
Als iemand die met kinderen werkt betrapt wordt op het zien en bewaren van plaatjes of films van kinderen in een seksuele sfeer, wordt hij meteen van die functie afgehaald, want…, ja, want wat? ‘Zo iemand’ gaat natuurlijk ook seksueel aan kinderen zitten, meteen of later, of heeft dit ‘natuurlijk’ al gedaan – zegt men dan.
Is dit zo? Leiden dergelijke afbeeldingen tot seksuele daden – of houden ze de mensen daar juist vanaf? Beide opvattingen circuleren al jaren. Laten we de wetenschap eens om een antwoord vragen.
Deel 1: ‘Onthoud de 0,7 procent’
Eerst, in dit deel 1, een recent en eenvoudig onderzoek:
Trajectories in online child sexual exploitation in Australia; Tony Krone & Russell G. Smith; in: Trend & Issues in crime and criminal justice, Australian Institute of Criminology, Australian Government, January 2017.
... dan zien we ... dat online (delinquent) gedrag nagenoeg niet leidt tot offline (delinquent) gedrag, dus dat de mensen die dit beweerden, geen gelijk hebben en dat de mensen die beweerden ‘dat houdt ze er juist vanaf’ het gelijk goeddeels aan hun kant hebben.
Deel 2: 'Onthoud de 2 procent'
In dit Deel 2 een wat ouder, veel gelezen en meer omvangrijk, dus ingewikkelder onderzoek– gevolgd door een beschouwing:
Contact Sexual Offending by Men With Online Sexual Offenses; Michael C. Seto, R. Karl Hanson & Kelly M. Babchishin; in: Sexual Abuse – A Journal of Research and Treatment; 2010 (online) & 2011 (paper version).
Dit onderzoek bespreekt twee meta-analyses, analyses van analyses ofwel het onderzoek van onderzoeksprojecten. Door meerdere onderzoeken te onderzoeken, wordt een veel groter aantal onderzochte personen bereikt dan in een enkelvoudig onderzoek.
Onthoud dus maar die twee procent: de kans dat een online delict in de populatie, nu en later, gevolgd wordt door een offline contact delict.
Beschouwing
... dit contrasteert ... met de algemeen aangehangen verwachting dat ‘Zo iemand natuurlijk altijd ook seksueel aan kinderen gaat zitten’, met een kans van zo niet 100%, dan toch wel daar in de buurt. Of dit nu ook waar is, dit was onze begin-vraag.
Nee, beste mensen, rechters en anderen: twee procent. [...]
Hier komt nog iets bij, namelijk de manier waarop het risico op deze of andere recidive wordt ingeschat. Er zijn twee modellen: de statistische en de klinische. [...]
Er is een hele discussie die tussen beide modellen. [...] beide methoden hebben hun kracht en zwakte, dus pas altijd beide methoden toe, maar laat de klinische methode zwaarder wegen.
|
Gieles,
Frans, Wat
bezielt die mensen?
| Deel 2: 'Onthoud de 7 procent'
2002
|
Er huizen, naast vele andere, pedofiele gevoelens in mijn
ziel:
kinderen trekken mij aan en soms duikt daarbij ook een erotisch
gevoel op.
Hoe komen die er?
Waarom is dit nu een probleem?
Hoe kun je daar goed mee leven? Hoe kan de samenleving er mee leven?
|
Gieles,
Frans, Een Doorbraak in het Denken? Is
pedofilie een ziekte? Discussie in Archives
of Sexual Behavior - Een Verslag
|
Vertaald
uit: Ipce Newsletter E15, March 2003.
|
Het
december 2002 nummer van Archives of Sexual Behavior is een
themanummer over pedofilie.
Richard Green houdt een pleidooi om pedofilie te schrappen uit het DSM,
het Diagnostic & Statistical Manual - het Diagnostisch en
Statistisch Handboek) het bekende handboek dat psychische ziekten
definieert. Daaronder is ook pedofilie, zij het onder zekere voorwaarden.
Gunter Schmidt schrijft dat niet alle pedofielen per se gewetenloze
aanranders zijn; eerder hebben mensen met pedofiele gevoelens een
gewetensprobleem, een moreel dilemma. Zij verdienen eerder respect dan
veroordeling. Dan volgen 21 commentaren van andere auteurs, waarna Green en
Schmidt weer reageren.
In dit artikel geef ik een verslag van deze discussie. Een doorbraak ik het
denken? Of op zijn minst in de manier van discussiëren?
|
Drie
meta-analyses van Roberto
Maniglio.
|
JON
|
Drie artikelen van Roberto Maniglio zoeken
naar samenhang tussen 'seksueel misbruik in de kindertijd' (SMA/CSA -
Child Sexual Abuse) en latere problemen. Er blijkt een samenhang, maar
geen sterke: andere factoren spelen mee.
|
Revell, Arlynn, Vansteenwegen Alfons,
Nicholas Lionel, & Dumont Kitty; Oct 23 2008.
Unwanted early sexual experiences (UESE) and
relationship adjustment among students in committed relationships;
|
JON
Universiteit van Leuven en van Fort Hare,
Londen en Zuid Afrika.
Electronic Journal of Human Sexuality.
|
Onze resultaten ondersteunen niet die van
het (gebruikelijke) onderzoek en de conclusie daarvan dat 'overlevers'
van seksueel misbruik van kinderen meer problemen hebben met intieme
relaties dan degenen die geen misbruik hebben meegemaakt.
Onze bevindingen ondersteunen die van Rind
cs (1998 en 1997), die stellen dat er slechts een gering verband is
tussen vroeg misbruik en latere psychopathologie.
Seksueel misbruik in de kindertijd (hier:
ongewenste ervaringen) leiden niet onherroepelijk tot latere
relatieproblemen.
|
Gieles, Frans E J, Sympathiek
onderzoek in het verkeerde kader - 2016 - over het artikel van
Houtepen cs 2015 (zie hier onder)
|
JON
|
Een op zich vernieuwende kijk op mensen met
pedofiele gevoelens die massaal bereid en in staat zijn om zichzelf te
beheersen ... is hier bekeken door de bril, het kader, het frame
van het meer beschreven en dus bekende en vertrouwde dader &
slachtoffer model, dat nu net gaan over de mensen die zichzelf niet
wisten te beheersen.
|
Citaten uit:
Houtepen, Jenny A.B.M.; Sijtsema, Jelle J. and
Bogaerts, Stefan;
Seksueel
aangetrokken zijn tot minderjarigen - Seksuele
ontwikkeling, omgaan met verboden gevoelens en het ontladen van seksuele
gevoelens bij zelfverklaarde pedofielen.
|
- Department of Developmental Psychology,
Tilburg University, Tilburg, The Netherlands
Vertaald uit:
- Journal of Sex & Marital Therapy; 22
June 2015 - - PDF
File
- Commentaar: JON
|
Dit artikel beoogt het geven van meer inzicht in
pedofiele oriëntatie, alsook in het risico en de beschermende factoren bij
niet klinisch opgenomen pedofielen, om overtreding van de wet te voorkomen.
Vijftien deelnemers werden geïnterviewd over seksualiteit, het omgaan
problemen en over seksuele zelfbeheersing. Veel deelnemers worstelen met het
erkennen van hun pedofiele gevoelens voor prepuberale kinderen, als gevolg
waarvan zij psychische problemen ondervonden. Meerderen van hen hebben
seksuele overtredingen begaan in hun tienerjaren, terwijl zij bezig nog
waren hun gevoelens te ontdekken.
Het vroeg ontdekken van risicofactoren en een vroeg begin van interventie
lijken noodzakelijk om wetsovertredingen te voorkomen. Dit te meer omdat
resultaten veronderstellen dat risico’s voor wetsovertreding kunnen worden
verminderd door het geven van meer openheid over pedofilie en het aanbieden
aan pedofielen van sociale steun en toezicht.
|
Jacobsen, David; Hulp
voor pedofiele jongeren
[* Hiermee komt u in de rubriek "Hulpverlening"]
|
Scriptie HvA 2015;
Ouders Online
|
Waar kunnen jongeren terecht als ze ontdekken dat
ze pedofiele gevoelens hebben? David Jacobson deed er onderzoek naar, in
opdracht van Ouders Online. Hij studeerde erop af (bij pedagogiek aan de HvA)
en won er een prijs mee voor de beste scriptie.
Steun van de ouders blijkt heel belangrijk te zijn voor een jongere, bij het
accepteren van zijn geaardheid, en het leren ermee om te gaan. En omgekeerd:
afwijzing of onbegrip van de ouders kan bijdragen aan een (sociaal)
isolement van de jongere, wat tot depressies of andere psychische problemen
kan leiden.
De respondenten zeiden bijna allemaal dat praten met gevoelsgenoten het
beste helpt.
Herkenning op jonge leeftijd, samen met meer kennis en ondersteuning, kan
een pedofiel en diens omgeving enorm helpen met deze gevoelens om te leren
gaan, zich geen outcast te voelen, en mogelijk misbruik te voorkomen.
|
Kerkhof,
Martijn P.N. 'Seksuele
ervaring maakt jongeren liberaler' , Interview met Jany Rademakers
over kinderseksualiteit.
|
0-25, oktober 1999, p 18 ev.
|
Kinderen hebben
ontegenzeglijk seksuele gevoelens. Mensen willen daar vaak niet aan. Maar de
drie grondelementen van seksualiteit - gender, intimiteit en lichamelijkheid -
blijken ook van groot belang in het leven van kinderen,' stelt Rademakers,
onderzoeker bij het Nederlands Instituut voor Sociaal Seksuologisch Onderzoek
(NISSO).
|
Krivackska,
James, Evaluatie van het project
preventie seksuele kindermishandeling
|
In: 'Het
seksuele gevaar voor kinderen Mythen en feiten' onder redactie van Benjamin
Rossen en Jan Schuijer, Amsterdam, 1992.
|
[...] Er
bestaat toenemende bezorgdheid dat de programma's kinderen een misplaatste
afkeer van aanraking en lichamelijke intimiteit bijbrengen in een
leeftijdsfase waarin zulke intimiteit van essentieel belang is voor een
normale psycho-sociale ontwikkeling.
[...] In
de haast om seksueel misbruik van kinderen te voorkomen is onvoldoende
aandacht geschonken aan de uitwerking die preventie-programma's hebben op de
ontwikkeling van kinderen en op hun begrip van affectie, aanraking en
seksualiteit. Evenmin is voldoende aandacht gegeven aan de gevolgen voor hun
relaties met anderen en voor de wijze waarop zij lichamelijk contact met
anderen beoordelen.
In
het onderhavige onderzoek is een poging gedaan om dergelijke gevolgen te
onderzoeken voor een in brede kring gebruikt programma: het Child Assault
Prevention Project (CAPP).
|
|
Archives of Sexual Behavior, 2009 &
JON
|
Onderzoek naar erotische ervaringen tussen minderjarigen en volwassenen bereikte het hoogtepunt in het laatste derde deel van de 20e eeuw, met de opkomst van het huidige ‘seksueel misbruik’ model [...]
Een cruciaal punt in dit model is dat alle betrokken minderjarigen alleen werden gezien als onschuldige slachtoffers zonder enige eigen verantwoordelijkheid of zelfs een eigen rol in het gebeurde.
Dit artikel is bedoeld als een overzicht van literatuur hierover, de ontwikkeling ervan in de laatste fase van de 20ste eeuw, namelijk de overgang van het aanvankelijk erkennen van de actieve, vrijwillige en erotische deelname van het kind, op zijn minst in sommige gevallen, naar een massale ontkenning en herdefinitie van deze deelname.
Dit artikel beschrijft de historische evolutie van de kijk op en de behandeling van dit type ervaringen.
|
Drie
meta-analyses van Roberto
Maniglio.
|
JON
|
Drie artikelen van Roberto Maniglio zoeken
naar samenhang tussen 'seksueel misbruik in de kindertijd' (SMA/CSA -
Child Sexual Abuse) en latere problemen. Er blijkt een samenhang, maar
geen sterke: andere factoren spelen mee.
|
Ministerie van Justitie:
Seksueel
misbruik van kinderen - aard,
omvang, signalen, aanpak. Brochure, 2001
|
Ministerie van Justitie
|
Onder
seksueel misbruik van kinderen verstaan we seksuele contacten van (jong)
volwassenen met kinderen jonger dan zestien jaar, die plaatsvinden tegen
de zin van het kind of zonder dat het kind deze contacten kan weigeren.
Daders zetten het kind emotioneel onder druk , dwingen het of weten door
hun overwicht te bereiken dat het zich niet aan de seksuele toenaderingen
kan onttrekken.
- Vier reacties, door Petra de Geus in
De Nieuwe Sekstent (NVSH)
|
Okami,
Paul, , Hoe in de Amerikaanse
wetenschappelijke literatuur seksuele contacten tussen volwassenen en
kinderen worden vertekend,
|
In: 'Het
seksuele gevaar voor kinderen Mythen en feiten' onder redactie van Benjamin
Rossen en Jan Schuijer, Amsterdam, 1992.
|
In dit hoofdstuk
wordt ingegaan op bepaalde tendensen in dat deel van de victimologische
literatuur dat ook wel wordt aangeduid als het nieuwe onderzoek van incest en
seksueel misbruik van kinderen. Typerend voor de auteurs van dit soort
artikelen waaronder onderzoekers en klinisch psychologen, maar ook politieke
activisten en populaire schrijvers is dat zij polemische kunstgrepen en
onderzoeksmethoden hanteren die de grens tussen sociale wetenschap en
maatschappijkritiek doen vervagen.
|
Citaten uit
Padding, R.; Pedofilie en conflict
- Onderzoek naar de conflict-beladen relatie tussen het bestaan van pedofielen en de Nederlandse samenleving -
Vertaald uit het Engels. |
Radboud Universiteit Nijmegen - 2015
|
Dit onderzoek concentreert zich op pedofielen en hun plaats in de Nederlandse maatschappij. Uitgaande van de vraag: “In welke mate is er een conflict vanwege het bestaan van pedofielen in de Nederlandse maatschappij?”De informatie is verzameld en geanalyseerd dooreen kwantitatieve analyse op inhoud van kranten artikelen en
semi-gestructureerde vragen bij het interview met pedofielen.
In dit onderzoek zijn pedofielen gedefinieerd als personen met een seksuele oriëntatie gericht op kinderen jonger dan 16 jaar. De seksuele oriëntatie omvat niet alleen seksuele gevoelens maar ook romantische gevoelens.
De twee belangrijkste resultaten:
- Als eerste: kranten geven een gegeneraliseerd beeld weer van pedofielen als personen die handelen of mogelijk kunnen handelen op een pedoseksuele wijze. Deze overdreven generalisatie leidt tot de beeldvorming van een gestigmatiseerd stereotype, die van de seksueel-criminele kindermisbruiker.
- Als tweede: de respondenten ervaren dat stigma in hun dagelijks leven, zodat zij zich niet geaccepteerd voelen door de maatschappij. Daarentegen ervaren ze een structureel conflict dat zich uit in de vorm van ongelijkwaardigheid in hun levensmogelijkheden. Het feit dat zij zich niet kunnen uitspreken over hun seksuele identiteit kan leiden tot moeilijkheden in het sociale leven. Zij vragen om bescherming en professionele hulp, om te leven zonder angst op ontdekking. Dit laatste is een vorm van verborgen geweld.
Uit de resultaten: "De organisatie die onder de respondenten het
hoogst gewaardeerd wordt is de zelfhulpgroep JON van de NVSH."
Uit de discussie: "Verder zou het een goed hulpmiddel zijn om uit te
vinden welke mogelijkheden er zijn om verenigingen als de NVSH en de
zelfhulpgroep te versterken en te beschermen. Op die wijze krijgen
pedofielen de hulp die zij nodig hebben."
|
Palmen, Désiré,
Pedofilie,
het niet te accepteren 'anders' zijn?
Een
ethische beschouwing op grond van wetenschappelijke gegevens; (Student)
Begeleider: Prof. Dr. E. Brugmans |
Paper
in het kader van de éénjarige beurs filosofie van de Radboudstichting
. Juni 2001
|
Via
dit paper is gepoogd om meer inzicht te geven in de verschillende ideeën die
er heersen over pedofilie. Zowel aan de kant van de maatschappij, als aan de
kant van de pedofiel zelf. Beide visies zijn beschreven, geanalyseerd en waar
nodig weerlegd en genuanceerd. Na het lezen van dit stuk zouden beide 'kampen'
moeten inzien dat zij samen, met de overheid, collectief verantwoordelijk zijn
voor in ethisch opzicht, de best mogelijke omgang met het thema
pedofilie.
Binnen deze 'ideale' omgang moeten steeds twee aspecten in de weegschaal
worden gelegd:
|
Over
Palmen, Désiré,
Pedofilie,
het niet te accepteren 'anders' zijn?
:
Reactie van een respondent.
|
JON
|
Ik denk dat het onderzoek van Désiré
Palmen over het algemeen best nuttige conclusies opgeleverd kan hebben,
behalve nou juist waar het gaat om de relaties tussen kinderen/jongeren en
volwassenen. Even een paar kanttekeningen: [...]
Dat ze vindt dat pedofielen in ieder geval mensen zijn, met morele
overwegingen en niet per definitie ziek, is een enorme verademing in deze
duistere tijden van hysterie en vervolging. Ze verdient dan ook ondanks mijn
kanttekeningen wat dit betreft veel waardering en erkentelijkheid en bovendien
tenminste het respect dat ze tegenover ons getoond heeft. Met wat minder
tijdsdruk en wat meer literatuurstudie had ik bovenstaande kanttekeningen
wellicht niet eens hoeven maken.
|
Plummer, Ken, Een
sociologische kijk op pedofilie,
|
Uit het
Engels vertaald door Edward Brongersma
|
Ik
wil drie van de stellingen die sociologen hebben toegepast op gegevens over
homosexualiteit, uiteenzetten, en kijken of die nu ook toegepast kunnen
worden op pedofilie:
-
het
afwijkend gedrag tot iets betrekkelijks maken, (deel
1)
-
het
afwijkend gedrag vermenselijken, (deel
2)
-
het
afwijkend gedrag als iets normaals afschilderen. (deel
3)
|
Prescott, James A., Lichamelijk
genot en de oorsprong van geweld |
The
Bulletin of The Atomic Scientists, november 1975, pagina's 10-20
|
Als we ernaar streven het genot in ons leven te
verhogen, zal dit ook een effect hebben op de manier waarop we onze agressie
en vijandigheid uiten. De wisselwerking tussen genot en geweld bestaat eruit
dat het ene het ander verhindert. Is er veel lichamelijk genot, dan is er
weinig lichamelijk geweld. Is er veel geweld, dan is er weinig genot. Deze
basispremisse van de somatosensorische theorie geeft ons de middelen om een
wereld te scheppen van vreedzame, affectieve en samenwerkende individuen.
|
Recidive - enkele
cijfers
|
JON
|
Kamervragen en antwoorden over recidive; recente
cijfers en artikelen hierover.
|
Revell, Arlynn, Vansteenwegen Alfons,
Nicholas Lionel, & Dumont Kitty; Oct 23 2008.
Unwanted early sexual experiences (UESE) and
relationship adjustment among students in committed relationships.
Hier besproken als:
|
JON
Universiteit van Leuven en van Fort Hare,
Londen en Zuid Afrika.
Electronic Journal of Human Sexuality.
|
Onze resultaten ondersteunen niet die van
het (gebruikelijke) onderzoek en de conclusie daarvan dat 'overlevers'
van seksueel misbruik van kinderen meer problemen hebben met intieme
relaties dan degenen die geen misbruik hebben meegemaakt.
Onze bevindingen ondersteunen die van Rind
cs (1998 en 1997), die stellen dat er slechts een gering verband is
tussen vroeg misbruik en latere psychopathologie.
Seksueel misbruik in de kindertijd (hier:
ongewenste ervaringen) leiden niet onherroepelijk tot latere
relatieproblemen.
|
Rivas, T., Is "pedofilie" een synoniem voor "kindermisbruik"?
|
JON
|
Uit dit alles blijkt ondubbelzinnig dat kinderen (zowel minderjarige jongens als wel degelijk ook meisjes) positieve erotische relaties kunnen hebben met volwassenen. "Pedofiele" relaties zijn daarmee niet per definitie onvrijwillig en ze gaan niet per definitie gepaard met dwang, verleiding of claimen van het kind.
|
Rivas, T., Vrijwillige en onschadelijke
affectieve relaties tussen minderjarigen en volwassenen buiten de eigen
familie
|
Kritisch
JON
|
Bestaan er
positieve vormen van pedofilie en misschien zelfs van bepaalde vormen van
pedoseksualiteit? Dit is de getaboeïseerde vraag die ik in dit artikel
wil behandelen. [...]
Is seksueel
misbruik van kinderen door volwassenen hetzelfde als seks van volwassenen
met kinderen?
|
Schuijer, Jan, Rossen, Benjamin & Andriette,
Bill, De constructie van de
volksduivel
|
In: 'Het
seksuele gevaar voor kinderen Mythen en feiten' onder redactie van Benjamin
Rossen en Jan Schuijer, Amsterdam, 1992.
|
Nederland
heeft een lange traditie in de bestrijding van discriminatie en het verbod op
ongerechtvaardigd onderscheid wordt vermeld in artikel van de Grondwet. Dat
voor "pedofielen" geen gelijke rechten en plichten zouden gelden als
voor andere burgers was niettemin voor een grote Kamermeerderheid
vanzelfsprekend.
Waar wetsvoorstellen oorspronkelijk een
verbod op discriminatie wegens "seksuele gerichtheid" beoogden, werd
dit laatste al snel veranderd in "homoseksualiteit" of "hetero-
of homoseksuele gerichtheid", met al; bedoeling, discriminatie op grond
van pedofilie mogelijk te blijven maken.
|
Sikking, Ingrid, Tieners
vrijen eerder;
|
AD 6 november 2002
|
Jongeren zijn steeds eerder seksueel actief, zo
blijkt uit een onderzoek van de Rutgers Nisso Groep onder ruim 1500 scholieren
van het voortgezet middelbaar beroepsonderwijs (vmbo). Van de 11- tot
13-jarigen heeft bijna tien procent al seks gehad, terwijl dat in 1995 nog
vier procent was. Van jongeren van 14 en 15 jaar heeft een kwart
geslachtsgemeenschap gehad, tegen een vijfde zeven jaar geleden.
Het onderzoek `Lang leve de liefde' is de eerste grote studie die naar
jongeren en seksualiteit is gedaan sinds 1995
|
De ervaringen
van homo- en biseksuele mannen met inter-generationele seksuele contacten in
hun kindertijd; Stanley, Jessica L.,
Bartholomew Kim & Oram Doug
|
In: The Journal of Sex Research, 41-4
|
In dit artikel, waarvan een deel hieronder door JON
is vertaald, onderzoeken de auteurs
- de ervaringen zoals in de titel
genoemd, maar ook
- de definitie waarmee men zoiets correct
beschrijft.
Zij vergelijken twee definities, te
weten
- de gebruikelijke definitie, namelijk
"CSA" = Child Sexual Abuse, ofwel "SMK" = Seksueel
misbruik van Kinderen, gebaseerd op een verschil in leeftijd; elk
contact met zo'n verschil is per definitie seksueel misbruik; met
- een andere definitie, die zij
voorstellen te gebruiken, namelijk "CSA-P of CSE" = Child
Sexual Abuse based on perception annex Child Sexual Experience, ofwel
"SMK-E of SEK" = Seksueel Misbruik van Kinderen indien zo
ervaren, of Seksuele Ervaringen van Kinderen.
Dus: vraag eerst eens aan het (voormalige) kind hoe het contact ervaren
is en spreek slechts indien dit negatief is van misbruik.
Zij tonen aan dat hun definitie beter werkt als
men de samenhang wil ontdekken tussen vroege seksuele ervaringen met
volwassene(n) en latere problemen.
De samenhang is deze:
- De deelnemers aan het onderzoek die het
seksuele contact zelf als negatief, afgedwongen en als misbruik hadden
ervaren, hadden later meer problemen in de volwassenheid dan wie deze
negatieve ervaringen niet had gehad.
- Zij die het seksuele contact hadden ervaren
als positief, zonder dwang en niet als misbruik, hadden even veel of even
weinig problemen in de volwassenheid als degenen die geen seksuele
ervaringen in de kindertijd hadden gehad.
|
Wakefield, H., Underwager, R., Rossen, B. &
Legrand, R., Ondervraging van
kinderen
|
In: 'Het
seksuele gevaar voor kinderen Mythen en feiten' onder redactie van Benjamin
Rossen en Jan Schuijer, Amsterdam, 1992.
|
De wijze van
ondervragen van een kind bij vermoedens van seksueel misbruik volgt in de
gehele Verenigde Staten en in Nederland hetzelfde patroon. Er bestaan algemeen
gebruikte technieken om misbruik te onderzoeken en het kind te ondervragen. De
wijze waarop het kind wordt ondervraagd impliceert dat de kans op fouten, die
de betrouwbaarheid van de door het kind afgelegde verklaring aantasten, groot
is. Het kind dat op suggestieve wijze wordt benaderd door een volwassene die
onwetend is van zijn eigen invloed, ondergaat een leerproces. Men dient daarom
ernstig rekening te houden met de mogelijke rol van de invloed van de
volwassene op het gedrag van het kind. Bij gebrek aan steunbewijs of
bekentenis van de veronderstelde dader dient men uiterst voorzichtig te zijn
met het afgaan op een op zichzelf staande verklaring van het kind.
|
[ Start ] [ Omhoog ]
|