Start ] Omhoog ]

Over kinderen en seks

Een recensie van Willem van Veen

Eind vorig jaar is het boek Over kinderen en seks uitgekomen. Het bestaat uit
een achttal voordrachten vanuit verschillende disciplines die gehouden zijn in
het kader van de seksuele ontwikkeling en opvoeding aan de Universiteit van
Utrecht. Gebundeld geven ze de tijdgeest weer over kinderen en seks in
Nederland aan het begin van de 21ste eeuw.

  • Over kinderen en seks (2014) - Onder redactie van Willem Koops, Bas Levering en Micha de Winter - Uitgeverij SWP Amsterdam

Het eerste hoofdstuk, getiteld Het ontbrekende hoofdstuk door Willem Koops slaat een brug tussen het denken over kinderlijke seksualiteit in de periode van voor de infantilisatie (kleine mensjes werden kinderen) en het hedendaagse denken over kinderen en seks. 

Op dit hoofdstuk volgt een voor de leden van de NVSH interessant stuk van Paul Schnabel, getiteld Het eind van het taboe op de seksualiteit, waarin de rol van de NVSH bij het beëindigen van een groot aantal seksuele taboes wordt besproken.

Dan volgt er een vrij deprimerend en quasiwetenschappelijk hoofdstuk van
Martine Delfos waarin de seksuele ontwikkeling vanuit een jaren vijftig mentaliteit van de schrijfster wordt behandeld. Niettemin geeft ook dit hoofdstuk een deel van de tijdgeest weer wat betreft het denken over kinderlijke seksualiteit.

De hierop volgende hoofdstukken De zin van seks door Jelle Reumer over de
biologie van seks, en In het verkeerde lichaam over genderdysforie door Peggy Cohen-Kettenis, zitten vol informatie en zijn zeker de moeite waard om te lezen. 

Echter, in deze recensie worden deze niet verder besproken. Dit geldt ook voor
hoofdstuk 7 door Geert Mommersteeg over het onderzoek van Margaret Mead uit
1926 onder meisjes en jonge vrouwen op het eiland Samoa waarin ze aantoont dat
de puberteit een cultureel verschijnsel is. De meeste mensen die geïnteresseerd zijn in het seksuele gedrag van mensen zijn inmiddels wel bekend met het werk van Mead. Wie nog niet bekend is met haar werk mag dit hoofdstuk niet overslaan. 

In hoofdstuk 6 geeft Vanwesenbeeck vanuit een sociologische visie aan waarom seks niet privé is. 

In het laatste hoofdstuk getiteld Seksuele opvoeding: opgave of uitdaging, krijgen ouders en professionele opvoeders aanwijzingen aangereikt waarmee ze de seksuele opvoeding vorm kunnen geven.

Rol van de NVSH

In de inleiding van het boek en verderop in de voordracht van Paul Schnabel getiteld Het eind van het taboe op seksualiteit, wordt het belang aangegeven van de NVSH waar het gaat om het bestrijden en vernietigen van de waanzinnige seksuele voorschriften en beperkingen opgelegd door politici, artsen, dominees en priesters in het naoorlogse Nederland. 

De redactie van het boek haalt Cas Wouters aan die in zijn boek De jeugd van tegenwoordig schrijft hoe indertijd de elite dacht over de rubriek Wij Willen Weten uit het maandblad van de NVSH. De directeur generaal van de Volksgezondheid gaf bij de minister van Justitie aan dat deze rubriek schadelijk was voor de geestelijke gezondheid omdat in deze rubriek de aandacht eenzijdig gericht was op de seksuele bevrediging en niet op het verband tussen seks en de procreatie
(voortplanting).

Paul Schnabel, in het verleden actief lid van de NVSH, schrijft het volgende over
de seksueel hervormende rol van de NVSH: 

“met name de Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming
maakte zich in de jaren zestig sterk voor de afschaffing van zedelijkheidswetten. De NVSH was een grote vereniging met meer
dan 200.000 leden, een eigen maandblad (dat in die jaren van titel veranderde: Verstandig Ouderschap werd Sextant), een eigen uitgeverij, eigen radio en tv-uitzendingen en over het hele land verspreid medisch geleide consultatiebureaus...” 

Uit dit laatste kan opgemaakt Worden dat er een verandering in het denken over en de attitude ten opzichte van seks bij artsen had plaatsgevonden. Dat het de artsen waren die zich als eerste losmaakten van de moraal over seks zoals die binnen de elite heerste is logisch omdat zij dagelijks geconfronteerd werden met de ellende en armoede van grote gezinnen.

Schnabel merkt op dat het merendeel van de leden van de NVSH lid was omdat zij
zodoende op legale wijze condooms en andere voorbehoedsmiddelen konden
kopen. Men zou niet echt geïnteresseerd zijn in seksuele hervormingen. 

Deze redenering van Schnabel klopt niet. Homoseksuele mannen en vrouwen waren wel degelijk geïnteresseerd in seksuele hervormingen. Mensen hadden behoefte aan een polygame levensstijl. Niet meer het hele leven bij één (seks)partner blijven. Het bezoeken van parenclubs, one-night-stands, partnerruil en swingen zijn inmiddels niet meer weg te denken in het leven van veel mensen.

Dit zijn natuurlijk allemaal zaken die veel ouder zijn dan de NVSH, maar door het
bestaan van de NVSH en een actieve opstelling ten opzichte van deze seksuele
behoeften van mensen hoeft dit, na een ondergrondse periode gedurende het
Victoriaanse tijdperk, niet meer in het grootste geheim plaats te vinden. Men
mag weer openlijk genieten van seks. Seks is losgemaakt van de procreatie,
dankzij de NVSH.

De Tijdgeest

In Het ontbrekende hoofdstuk merkt Willem Koops op dat bij bestudering van
zijn boekenkast vol met handboeken ontwikkelingspsychologie, het opvalt dat er
in al die boeken geen hoofdstuk staat over de seksuele ontwikkeling. 

Koops beschrijft hoe het kind steeds meer kind is geworden en hiermee zijn (recht
op) seksualiteit heeft verloren. Hij haalt Van Ussel aan die aangeeft dat Lodewijk
XIII in de zeventiende eeuw als kleuter regelmatig zijn piemel toont en dat de
mensen in zijn omgeving met zijn piemel spelen en er zoentjes op geven. Het was
gewoon in die tijd dat het huispersoneel de
kinderen masturbeerden om ze in slaap te krijgen of te behagen.

Koops behandelt de invloed die Freud heeft gehad op het denken over en om-
gaan met de kinderlijke seksualiteit. Hij concludeert op basis hiervan met betrekking tot seksueel misbruik: 

“Het is bijvoorbeeld niet uitgesloten dat de gevolgen van misbruik minstens ten dele veroorzaakt worden door onze reacties: politieverhoor van de kinderen, de pers erbij, kringgesprekken met de crècheleidster,..." 

Hij stelt dat onze intuïtieve zekerheid van de gevolgen van misbruik in niet geringe mate veroorzaakt wordt door de internalisering van Freud in onze belevingswereld.

“Vergeet niet hoe de freudiaanse ideeën onze filmindustrie, de literatuur en de psychiatrie en psychologie hebben gekoloniseerd."

Martine Delfos heeft een heel andere visie op kinderlijke seksualiteit en misbruik,
waarbij zij uitgaat van de onlosmakelijke verbondenheid van seksualiteit en
intimiteit. De uniciteit van de relatie. Het delen van dingen met elkaar in een relatie en met niemand anders. Zij presenteert een model van intimiteit waarin zij
intimiteit, seksualiteit en (de gevolgen van) seksueel misbruik met elkaar in verband brengt. 

Dit model is duidelijk gebaseerd op de door Koops aangehaalde freudiaanse
ideeën. Dit geeft de auteur zelf ook aan door te stellen dat dit te plaatsen is in John
Bowlby's hechtingstheorie, en Bowlby liet zich inspireren door Freud. Maar onder-
zoek naar de relatie tussen hechting in de vroege kindertijd en het gedrag ais volwassene, leidt steeds weer tot teleurstelling. Tot het moeten verwerpen van de
hypothese dat onze vroege (veilige of onveilige) hechting aan onze opvoeders
van invloed is op ons gedrag ais volwassene. 

Het model van Delfos is een ideaaltype zoals de meeste ouders dit voor ogen
hebben. Empirisch klopt het niet want het is gebaseerd op onjuiste aannames. Ze
stelt bijvoorbeeld dat de adolescent de mogelijkheid ontwikkelt tot masturbatie.
Terwijl peuters, kleuters, en zelfs het ongeboren kind, al masturbeert. Ook stelt
zij dat het kind nog geen orgasmen kan krijgen, ook deze aanname klopt niet.
Kinderen kunnen tot een orgasme komen. 

Over de invloed van de cultuur gaat het in Jeugd, cultuur en seks door Ine
Vanwesenbeeck. De auteur begint met de stelling dat seks niet privé is. 

“Ook datgene wat uiteindelijk in de beslotenheid van de spreekwoordelijke slaapkamer als intieme privé-handeling wordt beleefd, is doordrenkt met cultuur en gekleurd door allerlei maatschappelijke omstandigheden."

Ze gaat vervolgens in op de heteroseksuele dubbele moraal die volgens haar
nog steeds springlevend is. Deze moraal komt er in de woorden van de auteur op
neer dat: 

“mannen het moeten want niet anders kunnen, maar dat vrouwen het niet mogen en ook niet zo nodig hoeven.”

In de loop van haar betoog nuanceert zij dit beeld en geeft ze aan dat de jeugd en
met name de meisjes in deze half veranderde wereld geen genoegen meer
nemen met hun rol zoals die voorgeschreven wordt vanuit de dubbele moraal.

En toch zijn meisje nog steeds vatbaar voor het ontwikkelen van hun objectkant
ten koste van hun seksuele subjectiviteit, waarmee bedoeld wordt de ervaring van
jezelf als seksueel wezen, een wezen dat recht heeft op seksueel plezier. 

“Sterk zelfobjectiverende meisjes beleven hun lichaam eerder als iets waar iets mee gedaan wordt dan als iets dat iets doet," stelt Vanwesenbeeck.

Het afsluitende hoofdstuk Seksuele opvoeding: opgave of uitdaging? door
Channah Zwiep is gericht op ouders en professionele opvoeders. Seks is niet iets
dat zo rond het 12de levensjaar er vanuit het niets opeens is. Kinderen maken vanaf de geboorte een seksuele ontwikkeling door, zo stelt zij. En de seksuele ontwikkeling en de seksuele opvoeding zijn dan ook onlosmakelijk met elkaar verbonden. Hierbij is een taak weggelegd voor ouders en professionele opvoeders zoals kleuterleidsters. 

Zwiep schrijft op positieve wijze over kinderlijke seksualiteit en de rol van
de opvoeder, desondanks is er wel een groot vraagteken te plaatsen bij haar
betoog. 

De seksuele opvoeding bestaat bij Zwiep alleen maar uit praten en nog eens praten met het jonge kind over zijn seksuele gevoelens en gedrag, is dit praten effectief? Luistert het kind wel aandachtig en neemt het de wijze raad aan, kinderen zijn immers snel afgeleid, hebben andere interesses? 

Desondanks is het goed dat Zwiep, en ook Koops en Vanwesenbeeck kinderlijke seksualiteit weer bespreekbaar maken. Dit na een periode waarin kinderen en seks twee onderwerpen waren die binnen en buiten de wetenschap niet in een adem genoemd mochten worden. Maar om echt van seks te kunnen genieten en een gezonde volwassene te worden is praten alleen niet voldoende en is open en actieve seksuele voorlichting noodzakelijk.

Start ] Omhoog ]