Start ] Omhoog ]

Hoe mijn identiteit zich ontwikkeld heeft

Robin Knap

Soms even navelstaren

Eigenlijk hou ik er niet zo van, maar soms ontkom je er niet aan: nadenken over jezelf, een blik werpen in je eigen ziel, even navelstaren. De mens heeft af en toe bezinning nodig om de essentie van zijn leven in het oog te houden. Bij dat bezinnen is het ook belangrijk om over jezelf na te denken. 

Afgelopen tijd heb ik dat, noodgedwongen, gedaan. Ik kwam toen tot andere, nieuwere en aanvullende inzichten omtrent mijn seksualiteit en persoonlijkheid. Ik ben mijn voorkeur beter gaan begrijpen en kan deze nu beter plaatsen in mijn levensgeschiedenis. 

Onderstaand verhaal gaat over mijn levensverhaal en kan dus niet toegepast worden op alle mensen met een zelfde soort voorkeur. Elk verhaal is weer anders, maar misschien herken je er wel wat in.

De jonge jeugdwerker

Na een maand hard werken had ik een fantastische opzet voor het jeugdwerk in onze kerkelijke gemeente geschreven. Ik was er enthousiast over, een nieuwe frisse wind moest het jeugdwerk uit haar dal van dorheid halen. Tijdens de kerkenraadsvergadering mag ik mijn plan uiteenzetten. 

Een aantal ouderlingen die al enkele ambtstermijnen erop hebben zitten zien dit plan totaal niet zitten. 

Zo deden we het vroeger toch ook niet?’ ‘Moet dat nou, al die veranderingen?’

Ik hoor alleen maar bezwaren en kritiek op de vorm. Enigszins teleurgesteld stop ik mijn voorstel in mijn tas en blijf mokkend de rest van de vergadering stilletjes aanwezig.

Lulletje rozenwater

Later denk ik, wat ben ik toch een lulletje rozenwater! Je laat toch niet een maand werk eventjes afkraken door een stelletje verstarde ouderlingen?! 

Ik ga nadenken over hoe het komt dat ik zo over me heen liet lopen. Ik kom al gauw tot de conclusie dat ik een subassertieve [*] levenshouding heb.

[* assertief = op een psychisch evenwichtige manier voor jezelf opkomen. 
Subassertief = op een psychisch onevenwichtige manier je altijd schikken naar de verlangens van andere mensen.] 

Subassertieve mensen willen altijd voor anderen klaar staan. Diep in hun hart wensen ze een volmaakt mens te zijn in relatie tot anderen. Dit komt omdat zij (en ik dus..) hun gevoel van eigenwaarde ontlenen aan de goedkeuring van anderen. Dit maakt hen afhankelijke mensen, psychisch onzelfstandige, emotioneel van anderen afhankelijke mensen. Dit hebben zij feitelijk met kinderen gemeen.

Naar de ander toe

Waarom verlang ik zo naar emotionele bevestiging van anderen? Dit heeft alles met mijn verleden te maken. Als kind was ik altijd slachtoffer van pesterijen. Ik heb nooit goed gelegen in leeftijdsgroepjes, al vanaf mijn peutertijd niet. Ik heb mij altijd moeten bewijzen tegenover anderen. 

Daardoor stel ik vaak te hoge eisen aan mijzelf. De hoogste eis is dat ik het met iedereen wil kunnen vinden. Afhankelijke mensen zijn vaak erg vriendelijk. Ze hebben eigenlijk maar één doel in hun leven, één levensrichting: naar de ander toe. Deze houding maakt hen vaak contactueel erg vaardig.

In het verhaal van die kerkenraadsvergadering (niet echt gebeurd) zie je dat ik wegkruip. Dit is een typisch subassertief afweermechanisme. Ik verberg wat er echt in mij speelt en trek mij terug. Ik ben onderdanig. Vaak hebben afhankelijke mensen last van minderwaardigheidsgevoelens en schrijven zij het goede aan anderen en het kwade aan zichzelf toe. Onbewust speelt er echter ook een superioriteitsgevoel mee. Onbewust voelen ze zich beter dan andere mensen.

Op zoek naar acceptatie

Wat heeft dit alles nu met mijn seksuele voorkeur te maken? Wie denkt dat andere mensen meer kwaliteiten hebben dan hij/zij zelf, voelt zich het meest plezierig tussen mensen die zwakker zijn dan hijzelf: kinderen. Bij andere mensen heb ik steeds het onbewuste gevoel te moeten presteren. Bij kinderen heb ik dit niet. Ik voel mij bij hen veilig en geaccepteerd. Ik heb een sterker gevoel van zelfvertrouwen bij kinderen dan bij volwassenen. Kinderen zijn immers van mij afhankelijk. Bij hen ben ik helpend aanwezig, word ik gewaardeerd en ben ik zelfs onmisbaar. Dat was juist vroeger, toen ik zelf kind was en vaak gepest werd, heel sterk het geval. Mijn leeftijdsgenoten moesten niets van mij hebben, jongere kinderen wel.

Is een assertiviteitstraining de oplossing?

Wil ik hier nu mee zeggen dat mijn voorkeur uiteindelijk toch een gevolg is van een ontwikkelingsstoornis? Nee, dat geloof ik niet. Dat zou te simpel zijn. Ik denk dat het een samenwerking is tussen aanleg en milieu. Ik had al vanaf mijn geboorte aanleg om zo te worden, maar milieufactoren moeten het wel stimuleren. Dit is dus gebeurd en hier ben ik zoals ik ben. Met een simpele assertiviteitstraining verander ik niet van seksuele voorkeur. Dat is denk ik ook niet te veranderen, hooguit tijdelijk te onderdrukken.

Een assertiviteitscursus zou mij wel helpen meer voor mijzelf op te komen. Ik zou er psychisch sterker van worden. Assertiviteitscursussen worden veelal geboden door gedragspsychologen. Deze tak van de psychologie richt zich vooral op het gedrag en hoe dit te veranderen. Zij vragen zich mijns inziens te weinig af waar het gedrag nu vandaan komt. De kans is groot dat je dan symptomen bestrijdt i.p.v. de wortel van het probleem.

Geloof en persoonlijkheid

De wortel zit bij die aanvaarding - zelf-aanvaarding. Ik snak onbewust naar goedkeuring en aanvaarding van anderen. Dit maakt mij afhankelijk. Ik moet eerst mijzelf aanvaarden. Mijn christelijk geloof heeft mij daarbij geholpen. Want als zelfs de Eeuwige mij liefheeft (Johannes 3: 16), wie ben ik dan om aan mijzelf te twijfelen? Deze geloofsstrijd van aanvaarding heeft mij sterker gemaakt. Het heeft mij meer gevormd tot de persoon die ik ben, inclusief mijn seksuele voorkeur.

Ik ga nog steeds graag met kinderen om, echter niet meer omdat ik mij alleen bij hen veilig zou voelen. Ik zoek niet langer bevestiging bij kinderen enkel en alleen om mijzelf staande te houden. Ik zoek ze vooral omdat ik van hen houd. Ze zijn mooi, spontaan en levenslustig. Ze geven mij zin in het leven. Draait daar de bezinning niet om (zoals ik in de eerste alinea zei)? Ik heb de essentie van mijn leven weer gevonden en kom (weer) uit bij het kind. Ik kan weer vrolijk en zinvol doorleven.

Aanbevolen en gebruikte literatuur:

  • Voet, N. van der; Waarom moet ik altijd helpen. Boekencentrum. (over zelfhandhaving en zelfverloochening)
     

  • -Gerrickens, P; Kwaliteiten. ’s-Hertogenbosch. (een verfrissende kijk op eigen-aardigheden)

Start ] Omhoog ]